De Keuze

Ze weet niet dat ik kijk.

Ik wil ook niet dat ze dat weet.

Langzaam beweegt ze naar de piano in de voorkamer. Berekenend, als een tijger die haar prooi besluipt. Het oogt bijna angstig, maar dat is alleen als je haar niet kent. Ciline is de meest onverschrokken vrouw die ik ken. En veruit de gevaarlijkste.

Drie maanden lang waren wij de enige twee op aarde, zo voelde het. Mijn hart klopte voor het hare, voedde zich met haar aanwezigheid. Op haar beurt was ik precies wat zij toen nodig had. En misschien was ik zelfs meer, maar dat is wensdenken. Tot die ene dag in oktober, toen alles ontspoorde.

Die ene dag in oktober
Ik zit op het terras als Ciel komt aanlopen. Al doet dit haar geen recht, want niemand schrijdt zoals zij. Haar handelingen zijn hetzelfde, de ene voet voor de andere, maar het is poëzie en tegelijkertijd bijna militair. Zelfs de grootste vrouwenhaters en blinden draaien hun hoofd om als Ciline naar mij toezweeft. En dan gebeurt het.

Linksachter mij hoor ik een tafel omvallen en achter Ciline verschijnt een motor op de weg met een gemaskerde bestuurder. Een gewapende, gemaskerde bestuurder. Ik schreeuw naar mijn vriendin, maar die is nergens te bekennen. Dan hoor ik achter mij een gil en een doffe klap. Ik draai mij om en zie een vrouw op haar buik in een plas bloed. Is dat …? Nee, kan niet. Voordat ik goed kan kijken, zie ik een wiel in mijn ooghoek en wordt de lucht uit mijn longen geslagen.

Veertig minuten later word ik wakker in een ambulance. Zonder Ciel, zonder enige notie van wat er is gebeurd.

Nu, maand later
Ze gaat achter de piano zitten en streelt de toetsen. Hoe kan een vrouw zo delicaat en verwoestend mooi zijn en tegelijk zo allesverslindend?

Terwijl het maanlicht naar binnen kruipt via de vensterbank, hoor ik de eerste klanken van Clair de Lune. Niets is toeval bij Ciel. En dan verandert er iets. Haar aanslag wordt harder, haar houding stijver. Ze stopt.

Een week na die dag in oktober
De lucht in het restaurant wordt gevuld door geroezemoes en het geluid van klinkende glazen. Ik dompel mijn broodje nog eens gedachteloos in de olijfolie als het geroezemoes verstomt. Het licht van de straat dat binnenviel door de voordeur is volledig verdwenen en vervangen door een kolos van een man. Zodra hij mij ziet, loopt hij vastberaden naar mijn tafel. Niemand kijkt hem aan als hij tegen ze aan loopt en borden van tafels stoot.

Hij stopt voor mijn tafel en gaat zitten. Hij kijkt me aan, maar zegt niets.
Ik verslik me bijna voordat ik stamel: “Chef?? Hoe heb je mij gevonden??”
“Dat lijkt me redelijk irrelevant op jouw lijst van zorgen.”
Ik slik nog een keer.
“Eén. Ciline is spoorloos. Twee. Je hebt mij belazerd. Drie maanden ben je onvindbaar. Stil.”
Ik vergeet even te ademen.
“Het goede nieuws is, je krijgt een herkansing. Het slechte nieuws is. Verpest je dit, dan, nou ja. Die kleurplaat kan je zelf wel inkleuren.”
Ik trek wit weg.

Nu
Waarom stopt ze? Ik kijk om mij heen. Niets. Ik stop mijn ademhaling en luister. Niets. Het enige dat ik hoor is mijn steeds prominentere hartslag. Maar Ciel stopte, meer hoef ik niet te weten. Er is iets mis.

Ciline glijdt naar achter met de elegantie van een balletdanseres en de overtuiging van een huurmoordenares. Ze reikt achter de piano.

Het maanlicht weerkaatst op het raam van de voorkamer dus ik probeer mijn focus te verscherpen. Even ben ik haar kwijt en dan zie ik het. Niet Ciel, maar een gigantische donkere hoop mens. Er zijn weinig mensen van 1.95m en 150kg die zo geruisloos bewegen. Ik ken er een. Chef.

Chef heeft zijn favoriete wapen, een Glock 19, gereed.

Vroeger haalde hij het wapen voor het avondeten uit elkaar en pakte de stopwatch. Als het mij niet lukte om hem binnen dertig seconden weer operationeel te krijgen, kreeg ik geen eten. En dan had ik geluk. Vaak gebruikte hij het wapen om zijn teleurstelling in mij te slaan. Mama was nog veel erger.

Ik zie iets glinsteren in de hand van Ciline. Een groot Bowie-mes. Levensgevaarlijk in haar handen, maar geen match voor een Glock in de handen van Chef.

Een week na die ene dag in oktober
“Chef”, zeg ik, “Ik was meteen verliefd, kon haar niet verraden. Waarom zijn die video’s die je wilde überhaupt zo belangrijk?”
“Gaat je geen reet aan. Je moest aanpappen, vertrouwen winnen, video’s vinden en deleten en haar naar mij brengen.”
Chef gaat verder: “Dus doe waar je goed in bent. Vind haar nog een keer. Vind uit waarom ik mijn vrouw dood van een terras moet afpeuteren en zorg dat je Ciline bij mij aflevert. Levend heeft mijn voorkeur, maar doe wat je moet doen. Als je levert, zijn wij klaar. Zo niet …”

Nu
Ciline en Chef kijken elkaar aan. Chef spreekt als eerste: “Toen ik de telefoon van mijn vrouw vond en die video’s zag …” Hij valt even stil. “Wat ze jou heeft aangedaan …”
Hij lijkt even te slikken. “Maar hoe evil ook, dit was mijn vrouw. Dus bloed voor bloed.”
Ciline blijft stil.
Hij gaat verder: “Dus ik snap waarom je haar vermoord heb. En ik snap waarom zij die video’s wilde. Daarom heb ik mijn zoon contact laten leggen. Alleen die sukkel werd meteen verliefd en verdween.”
Ciline blijft stil, maar is zichtbaar in de war.
“Oh je wist niet dat hij mijn zoon is? De man wiens moeder jij vermoord hebt en smoorverliefd op je was. Of is denk ik, hem kennende.”

Vijfenzeventig meter verder stopt mijn wereld even.
Ciel, de vrouw waar ik zo intens van houd, is de moordenaar van mijn moeder? Ik kijk leeg naar de lange-afstandmicrofoon op mijn sniper rifle.

Chef valt stil en zijn blik verhardt. Ciline weet wat komen gaat, maar houdt het mes vast in aanvalspositie. Chef brengt zijn wapen omhoog.

Ik heb twee seconden om een keuze te maken. Wordt het Chef, mijn papa, of Ciel, de liefde van mijn leven en de moordenaar van mijn moeder? Het is de simpelste keuze in mijn leven. Ik haal de trekker tweemaal over.

Chef stopt halverwege zijn beweging en grijpt verbaasd naar zijn buik. Ciline laat het mes vallen en zakt naar de grond. Ze kijkt verbouwereerd naar buiten en ziet mij aan komen lopen. Ik doe de pui open en blijf in de opening staan.
“Jij was het?”, zeg ik tegen haar.
Ze knikt in tranen. “Het spijt me, ik had het moeten zeggen.”
“Nee”, zeg ik. “Het spijt mij dat je dat hebt moeten doen.”
Chef kijkt ons leeg aan. Bloedend uit zijn maag en borst.
Ik zeg: “Wij zijn de enige twee die tellen.”

Ik loop naar Ciel toe en kus haar.