Maak geluk

Verandering wordt je soms opgedrongen, en soms moet je het jezelf opdringen. Een man die niet de kracht kan of wil vinden om zijn zwakheden aan te pakken, wordt uiteindelijk een ongelukkig en gefrustreerd man. Ik neem je mee terug in de tijd…

Ik heb een zelfdestructieve aard. Met mijn volle verstand zal ik op een bepaalde manier handelen, terwijl ik weet wat de eventuele negatieve uitkomsten kunnen zijn. Ik wil niet zo ver gaan om te zeggen dat de verschillende keuzes mijn leven hebben verpest, zo is het niet, maar ik maak het mijzelf non-stop veel moeilijker dan nodig.

Ik hoef er geen enkele moeite voor te doen om tal van voorbeelden van het moedwillig de grens opzoeken, op mijn netvlies te laten afspelen. Zo zijn er de momenten geweest dat ik, in plaats van nog even die extra paar stappen te zetten richting een betere voorbereiding, de dag voor het tentamen doodleuk de kroeg in ging. Er zijn momenten geweest dat ik werk uitstelde en uitstelde, mijzelf onderwijl influisterend dat het toch wel goed zou komen als ik me even kwaad zou maken op het laatste moment. Dat terwijl ik donders goed weet wat er wel en niet binnen mijn mogelijkheden ligt binnen een bepaald tijdsbestek. Ik heb mensen verteld wat ze wilden horen, terwijl ik weet en vind dat jezelf blijven te allen tijde met afstand op de voorgrond hoort te staan. Dit klinkt niet als iets ernstigs, maar je geloofwaardigheid kan in één klap aangetast worden. Wanneer je die ander spreekt in een geheel andere context, met aan zijn of haar kant een andere ‘state of mind’, dan is het erg lastig om jezelf te herpakken. En met jezelf bedoel ik letterlijk jezelf.

Ik heb mezelf zo vaak in de vingers gesneden, dat het een wonder is dat ik nog kan typen.

Hetzelfde geldt voor fouten die ik op relationeel vlak maakte. Hoewel je in een relatie nooit zo arrogant mag zijn om te denken dat jouw handelen bepaalt welke richting jullie samen op gaan, kan je in sommige gevallen wel degelijk jezelf de ‘schuld’ geven van een uitkomst. Ik kreeg een relatie op een moment dat ik eigenlijk totaal niet wist hoe ik ervoor stond. Wat wilde ik, hoe wilde ik het, ik was eigenlijk vergeten die kernvragen te stellen.

De buitenwereld zag, dat we zonder enige ruis de maanden aaneen regen en dichter en dichter naar elkaar toe groeiden. Wat echter intern ruis gaf, was de parasiet in mijn hoofd. De parasiet die leefde op mijn, dat weet ik nu, bindingsangst. Waar ik voor mijn gevoel de meeste steken heb laten vallen, is bij het uitspreken van wat ik echt vond en voelde. Of eerder bij het niet uitspreken. En dit is niet te wijten aan het gen, dat volgens vrouwen alle mannen hebben, het gen dat je belemmert om over gevoel te praten. Nee. Ik heb geen idee hoe vaak ik op het punt heb gestaan om mezelf de drempel over te duwen. Maar omdat aan de andere kant van die drempel termen als ‘houden van’ en ‘liefde’ lagen en acties als het afschieten van mijn verstikkende passiviteit, leek die drempel een bergketen. En zo werd een sneetje een kras en de kras werd een scheur. Want uitgerekend op het moment, dat ik mijzelf de goede kant op aan het duwen was, de bergketen weer een drempel was, en de stap eroverheen een kleine, ging het mis.

Haal hier geen somberheid, frustratie of verdriet uit. Verandering is vaak de start van nieuw geluk. De momenten waarop je beseft dat er verandering nodig is, en er dan mee aan de slag gaat, daar gaat het om. Dat zijn cruciale, krachtige, maar vooral ook mooie momenten. Ik heb ze gehad die momenten. Ik maak nu veel meer mijn eigen geluk en ben daar goed in geworden.

En de liefde was misschien verlaat, maar komt altijd weer op tijd.

Sympathieke klootzak

“Wat we gaan doen is: iedereen noemt van de ander een tekortkoming, en dat mag een uiterlijke of innerlijke tekortkoming zijn. Iedereen in?”

Twijfelachtig gemompel leidt uiteindelijk tot unanieme instemming. We zitten met z’n vijven rond een tafel in de pub waar we ons wekelijkse “we beginnen gezellig, worden daarna volledig dronken en gaan veel te serieuze kwetsende gesprekken voeren”-avondje houden. Vorige week leidde dit tot de huilende aftocht van Marieke, de week ervoor kregen Achmed en Julian het voor elkaar eruit gezet te worden. Elke week is er wel iets en toch gaan we er mee door.
De groep bestaat zoals altijd uit Achmed, Julian, Marieke, Lily en ik, waarbij ik het hoogste woord heb. Het mooie aan deze groep is, dat we een ontzettende sterke en niet in woorden te vatten band hebben. Iedereen is gelijk en we respecteren elkaars mening en humor.

Ik ga verder: “We lopen al jaren mensen af te zeiken om hun uiterlijke en andere meest in het oog springende kenmerken. Nu zijn we zelf maar eens aan de beurt. Ik start wel.
Lily, je ziet eruit alsof er nog twee kleine mensjes aan je vast gekleid zijn en daarbij kan je kapsel de stuntdubbel zijn voor het aarshaar van Patty Brard. Wow, dat voelde goed! Heerlijk! Ok, who’s next?”
Een rood aangelopen Lily reageert met: “Het lijkt me dat ik nu ben hè, flapdrol?”
Ik lach: “Fair enough, laat maar horen!”
Lily is de wat dommere van het gezelschap en vaker mikpunt van flauwe grappen. Ik verwacht dan ook een belabberde en totaal niet beledigende respons.
“Jij ziet eruit als de liefdesbaby van Frans Bauer en twee kilo slachtafval. En iedere keer als je uitademt daalt mijn levensverwachting met drie maanden.”
Ok, minder belabberd dan ik gedacht had.
Achmed: “Zelfs mijn Marokkaanse vrienden hebben meer succes bij de vrouwen dan jij. En die beginnen elke zin met ‘pssst!’ of ‘hé hoer!’.“
Okeee, waar komt dit vandaan?
Marieke zet haar glas hard neer en zegt fel: “Dat overhemd van je smeekt ons aan het eind van de avond om afgemaakt te worden. En is je haargrens zo ver terug getrokken of heb je twee voorhoofden?”
Hmm, ik voel wat vijandigheid in de lucht hangen.
Julian kan zich ook niet meer inhouden en roept: “Dat pusbuikje van je staat goed bij die puisten op je kin. Voor welke look ga je precies?”
Jep, duidelijk weinig liefde.
Ik: “Ok, wat is er ineens aan de hand?? Iedereen leek in te stemmen met dit gesprek en nu ontaardt het ineens in het bashen van mijn persoontje.”
Achmed: “We leken in te stemmen met het gesprek, omdat het voor eens en altijd gezegd moest worden.”
Ik: “Wat moest er gezegd worden?”
Lily: “Dat jij altijd degene bent die andere mensen afzeikt. Jij bent degene die continu opmerkingen loopt te maken over andere mensen, over dikke vrouwen, lelijke vrouwen, over..
Ik: “Dik impliceert lelijk hè!”
Lily: “Zie je?!! Misselijk makende vrouwonvriendelijke klootzak!! Dat bedoel ik dus!”
Ik: “Uhm, ik liep maar te etteren hè.”
Marieke: “Maar dat is het nou juist. Het is geen etteren meer. Het is wie je bent. Hoe je doet. En wij worden er eerlijk gezegd strontziek van. Vorige week ging ik ook al overstuur naar huis door jouw gezeik.”
Ik: “Door mij?”
Julian: “Wees eerlijk. Je bent gewoon een klootzak geworden. Een sympathieke klootzak, maar nog steeds een klootzak. We werden er godverdomme door jou uitgegooid vorige week.”
Ik weer: “Huh? Door mij?”
Julian: “Ja. En dit geeft maar weer aan wat voor ongelooflijk bord jij voor je kop hebt.”
Ik: “En is dat echt hoe jullie allemaal over mij denken? Een vrouwonvriendelijke, altijd hatende, etterende maar sympathieke klootzak?”
In koor: “Ja”.
Julian: “Het moest een keer gezegd worden, sorry.”
Ik drink het restant van mijn bier op.
Ik: “Geeft niks. Eerlijkheid voor alles zeg maar. Anyway, ik ga er vandoor. Volgende week zelfde tijd, zelfde plek?”
Achmed: “Absoluut.”
Lily: “Uiteraard, tot dan!”
Julian: “Zeker!”
Marieke: “Gezellig, tot dan!”

Raak me

“Zit je goed?”
“Haha, nou niet minder dan anders.”
“Ik wil je wat dingen vragen.”
“Ok…”

We zitten in haar huiskamer. Zij op de bank, ik op een oude ingezakte stoel er recht tegenover. De posities die wij de laatste maanden zo vaak hebben ingenomen. Drinkend, rokend, starend naar niks. Onderwijl het gespreksonderwerp dat in de lucht hangt keihard vermijdend. Het enige verschil is dat we nooit op een zaterdagavond afspreken. Zaterdagavond is voor eeuwig verpest.

“Maar ik wil wel dat je gaat praten. Echt praten bedoel ik en niet dat in de lucht gelul waar we de laatste tijd alleen maar mee bezig zijn geweest. Of meer specifiek; jij mee bezig bent geweest.”
“Wat bedoel je?”
“Denk eens even na! Is er ook maar iets constructiefs gezegd de laatste maanden? Is er ook maar één zin uit al die zogenaamde gesprekken te halen die jou of mij heeft verder geholpen? Kan jij je überhaupt herinneren op zijn minst een keer echt gezegd te hebben wat je dacht??”
“Nu? Je wilt dat nu doen??”
“Weet jij een beter moment?”
“Jezus, ja okok. Wellicht heb je gelijk. Misschien moet het maar eens. Maar er is een reden dat ik me verstopte achter holle teksten. Ik weet gewoon niet hoe ik me voel en hoe hier mee om te gaan. Het was altijd makkelijk om te zeggen wat ik dacht, omdat het toen niet over…over dit ging. Maar over simpele shit, snap je?”
“Ik snap je en ik vind het onzin. Wij weten allebei dat je de woorden allang in je hoofd gevormd hebt. Het is het uitspreken wat het concreet voor jou en mij maakt.”

Ik blijf even stil om mijn woorden te kiezen.

“Het is niet enkel die avond, weet je dat?”

Ze zegt niks.

“Het voelt alsof alles wat daarvoor is gebeurd, of eigenlijk niet is gebeurd, leidde naar die avond. Alles daarvoor. Mijn leven eigenlijk. Dat is waarom het nu zo is.”
“Hoe is het dan?”
“Leeg. Emotieloos. Betekenisloos. Fantasieloos. Eindeloos.”
“Hoe was het daarvoor dan?”
“Hetzelfde.”
“Maar wat bedoel je dan?”
“Weet je nog de begrafenis van Kim vorig jaar? Iedereen was bedroefd en kon er maar niet over uit wat er gebeurd was. Ik voelde niks. Ik wilde verdrietig zijn, ik wilde ook ‘niet snappen’ waarom ze dood was. Maar ik voelde helemaal niks. Of het moment dat ik mijn diploma haalde? Niks. Het moment dat mijn vriendin mij verliet? Niks. Ik voel niks en ik mis alles. Ja, zo zeg ik het het beste. Ik mis alles.”
“Wat is alles?”
“Ik mis mijn eigen emoties, ik mis andermans emoties, ik mis inlevingsvermogen, ik mis de kunst van liefhebben, ik mis de kunst van emotionele pijn incasseren en lijden. Ik kan enkel door te rationaliseren bedenken hoe ik me moet voelen, maar ik voel het niet. Ik denk dat ik van mijn moeder houd, maar ik voel het niet.”
“Dus je liegt je al jaren je leven door? Tegen je ouders, je vrienden?”
“Ik. Weet. Het. Godverdomme. Niet! Ok?”
“Ga nou verdomme niet boos tegen mij lopen doen!!!”
“Okok, sorry je hebt gelijk. Maar snap je het nu?”
“Ik hoor wat je zegt, maar snappen? Nee. Waarom vertel je dit nu pas??”
“Je vroeg het nu pas.”

Ze blijft stil, maar met een trillende hand pakt ze haar handtas van de salontafel. Dan kijkt ze ineens op. Blik gefocust, mond strak.

“Vraag het maar,” zeg ik. “Ik ben hier niet voor niks vermoed ik.”
“Waarom deed je toen, wat je deed?”
“Wanneer is toen?”
“Je weet wanneer.”
“Dan weet je nu waarom.”
“Je wilde niet langer alles missen. Je wilde voelen.”

Het blijft stil.

“Maar waarom zo? Waarom zei je niks?”
“Het was de enige manier. Mijn enige manier.”

Ik kijk naar buiten. Ik hoor de rits van haar handtas opengaan. Ik draai mijn hoofd en kijk haar aan. Een dikke traan onderaan haar kin tart de zwaartekracht en een zojuist ontsprongen traan glijdt langs haar wang.

“Waarom dan verdomme zij??”
“Zij belichaamde alles. Zij heeft mij, naar wat ik denk, pijn gedaan. Ik wilde zien of dit mij een gevoel van genoegdoening en wraak zou geven. En tegelijk of ik überhaupt iets zou voelen. ”
“En daarom….” Ze duwt een traan weg. “En daarom heb ik nu geen zusje meer?? Gore klootzak!!! Om om….omdat jij een gevoel wilt hebben? Om het even welke???”

Haar handen trillen niet meer. Ze houdt de kolf van het pistool vastberaden vast.
“Anna?”
“Wat verdomme!!!”
“Raak me alsjeblieft, ik heb al teveel gemist in mijn leven.”

Echte helden

In de winter van 2010 loop ik met mijn vriendin door het centrum van Rotterdam. Het is een periode waarin de straat tevens dienst kan doen als schaatsbaan, zo absurd glad is het. Elke stap wordt dan ook ondersteund door een extra dosis concentratie. Waar relatief jonge mensen alle moeite hebben om op de been te blijven, daar is het voor de ouderen al helemaal nauwelijks te doen. Zo ook voor het bejaarde koppel dat voor ons loopt.

Ik kan nogal eens mopperen op bejaarden. Op hun traagheid, hun gedrag in het verkeer, hun gezeur over hoe het vroeger beter was en natuurlijk op ‘het bij de kassa betalen met een potje kleingeld’. Dit is eigenlijk precies dat: gemopper. Er is een andere kant aan veel bejaarde stellen waar ik met ontroering en jaloezie naar kan kijken.

Toen mijn opa nog leefde en nog volledig ‘opa was’, voor de Alzheimer, kwam ik regelmatig bij hen over de vloer. De eerste jaren niet altijd vrijwillig en ook nog niet altijd even oplettend. Dat kwam met de jaren. Wat ik me nu het meeste voor de geest haal als ik aan die periode denk, is de interactie tussen mijn opa en oma. Er hing een vanzelfsprekende rust wanneer ze beiden hun eigen ding aan het doen waren. Maar wanneer ze direct of indirect in gesprek kwamen hing er een vreemde mix van emoties in de lucht. Mijn oma was kritisch op alles wat mijn opa zei. Daarbij maakte ze vaak verwijten of leek ze te willen zeggen: zwam toch niet zo. Maar wat er ook altijd viel waar te nemen, zij het zelden door te luisteren, was de onvoorwaardelijke liefde die ze voelde voor die man. En hij voor haar.

Het bejaarde stel schuifelt gearmd de straat over. Even stoppen ze, zodat zij de sjaal van haar man goed kan doen. Ze strijkt daarbij ook nog even met haar handen door zijn haren en fluistert hem iets toe. De onvoorwaardelijke liefde die ik bij mijn opa en oma zag is ook hier overduidelijk aanwezig en intens ontroerend.

Ze schuifelen verder en dan gaat het mis. De man zijn benen schieten vooruit onder zijn lichaam vandaan en met een harde klap belandt de man met zijn achterhoofd op het ijs. De vrouw geeft een harde gil, eentje die ik niet snel vergeet, en knielt naast haar man om hem te helpen. Een oude weerloze man overeind helpen is al een hele klus als je jong en fit bent, laat staan als je een dame bent die de tachtig al ver is gepasseerd. Ik snel daarom zo goed en kwaad als het gaat naar hen toe en ook van een andere kant komt er een man toegesneld. Samen helpen we de man omhoog waarbij het gelijk duidelijk wordt dat de man flink aan het bloeden is. Vreselijk geschrokken blijft de oudere vrouw maar herhalen “arme schat, arme schat”. Hartverscheurend om te zien hoe intens veel ze om die man geeft en hoe ze hem wil helpen. Ik bel de ziekenwagen en gezamenlijk zetten we de oude baas op een bankje. Beetje bij beetje kalmeert de vrouw en begint er weer positiviteit door te klinken in haar woorden. Iets wat voor een groot deel te danken is aan mijn vriendin, die met knuffels en alle juiste woorden een wereld van verschil maakt. Uiteindelijk loopt het met een sisser af en volgen er vele bedankjes aan het adres van mijn vriendin en ondergetekende.

Een wijs man zei ooit: Echte helden hebben niets te vertellen. Ze houden het voor zichzelf.

Gelukkig zijn er nog echte helden.

(props naar boef & de gelogeerde aap)

Tot nu

Nooit hield ik meer van een vrouw. Wat onze relatie zo sterk maakt is onze uitgesprokenheid. We hebben in al die jaren dat we samen zijn zeker vervelende momenten gehad. Wat ons er echter altijd weer doorheen trok, was de bereidheid om echt te vertellen wat we dachten. Ergernissen, dingen die we aan elkaar bewonderden, twijfels.  Alles passeerde de revue. Ook op het oog onnozele onderwerpen werden hierbij eerlijk besproken. Ik weet dat veel koppels zeggen dat ze compleet eerlijk zijn tegen elkaar, maar dat is grote onzin. Fantaseer jij echt nooit over haar knappe vriendin? En, ook een klassieker, zou jij je vriendin nog net zo aantrekkelijk vinden als ze aan zou komen? Onschuldige voorbeelden, maar wij zeggen alles. Bijna alles.

Vijf jaar geleden was ik op vakantie met vrienden. Het was eigenlijk het officieuze afscheid van mijn bestaan als vrijgezel, al was ik dat toen al een jaar niet meer. Met vier woest aantrekkelijke gasten een week lang volledig van het pad af op Ibiza. Een garantie voor een hoop zatte avonden en een hoop tintelingen in de plasser. Je werd daar bijna letterlijk bedolven onder gewillig vrouwelijk naakt en tja, mannen zijn honden toch? Zo ook deze man.

Op de laatste avond zag ik tijdens een schuimparty, tussen de vlokken door, een blonde vrouw naar me staren. Overigens moet nog even gezegd dat je beter een lijntje asbest kan snuiven dan een uur op een schuimparty vertoeven. Ik hoest nu nog weleens eens bloedpropje op. Enfin, zij staarde, ik staarde. We hielden elkaars blik een minuut of wat vast en toen begon ze ineens gedecideerd mijn kant op te lopen. Om een beeld te geven: dit was 1 meter 80 pure porno. Plus, had ik al gezegd dat mannen honden zijn? Om een lang verhaal af te kappen: het werd porno.

Het is het enige moment in mijn leven dat ik iets heb verzwegen voor haar. Tot nu. Wat mijn huidige geheim extra pikant maakt, is de samenhang met dat eerste geheim. Het leek me toentertijd het beste om het voorval volledig te negeren. Als ik zou doen alsof het nooit gebeurd was, dan zou het vanzelf wegebben. Dat was zo. Wat niet wegebde was de chlamydia… Bij een routinecheck in het ziekenhuis verleden week, kwam naar boven dat ik dit virus onder de leden had. Normaal is dit nog steeds geen onoverkomelijk probleem, maar in mijn geval wel. Strohalmen gaf de arts me niet, ik was al zeker twee jaar onvruchtbaar. Het eerste geheim gaf op die manier geboorte aan een nog veel groter leugen.

Ik heb na eindeloze gesprekken met mezelf besloten om het vanavond te gaan vertellen. Alles moet weer gezegd zijn, ook al is de kans groot dat dit leidt tot het einde van ‘ons’. Wat het extra moeilijk maakt is haar blik. Ze kijkt me met zoveel liefde aan dat ik nauwelijks tot een fatsoenlijke zin ben gekomen vanavond. Laat staan dat ik een hap door mijn keel krijg. God, wat houd ik van die vrouw. Maar goed, hier ga ik. Ik kijk haar in de ogen aan en op het moment dat ik de woorden in mijn hoofd vertaald heb via mijn stembanden zegt ze:

“Ik ben zwanger”.

Ons bloed

“Je familie is je bloed”, zei m’n pa. “Je moeder, je zusjes, je broers, ik. Wij zijn je bloed, vergeet dat niet.” Mijn bloed is hun bloed. Het is ons bloed.

De spiegel is een erfenis van mijn opa en is een Franse antieke Lodewijk de 16e spiegel. Dat is althans wat mijn opa ons vertelde. In mijn opinie een wanstaltig ding en ik ga er dan eigenlijk ook vanuit dat de maker van de spiegel direct na de feestelijke presentatie ervan, vriendelijk verzocht werd zich te melden op het Vierendeelplein. Maar goed, ik schijn geen smaak te hebben. Toen mijn ma, een week na de dood van mijn opa, met gedachten enkel beheerst door eurobankbiljetten, live in de uitzending zat bij Kunst & Kitsch, bleek de daadwerkelijke geschiedenis van de spiegel iets anders. De spiegel was zeven jaar oud en tweehonderdvijftig euro waard. Als er niet een kleine barst in had gezeten. Nu was hij waard wat de gek voor de omlijsting zou geven. Een omlijsting gemaakt van steigerhout. Achteraf bleek het een geschenk van mijn oom, die hoewel hij wist dat mijn moeder naar de uitzending zou gaan, ‘vergeten’ was te vertellen dat hij het schilderij op een sociale werkplaats had gekocht. Ik mag hem wel.

Meerdere varianten van dit verhaal gaan normaal door mijn gedachten wanneer ik voor de spiegel sta. Nu sta ik hier en zijn het enkel flarden van het verhaal. Het zijn nu voornamelijk twee woorden die elke nanoseconde voordringen en geen enkele andere gedachten meer voor lijken te laten: Ons bloed.

De spiegel is rechthoekig van vorm en zo’n 2 meter hoog en 1 meter breed. Rechtsboven, net onder de omlijsting, is de spiegel gebarsten en ontbreekt er een stuk.  Het lijkt alsof een deel van de spiegel, een kleiner evenbeeld, besloten heeft dat ook hij een volwaardige en volwassen spiegel is en de benen heeft genomen. Het ontbrekende stuk is exact 20 cm hoog en 10 cm breed. Vanuit de rand van het gat waar het ontbrekende stuk zich bevond, lopen breuklijnen de spiegel over. Aan de wortel dik, maar naarmate de reis over de spiegel zich vordert, slanken ze af en sterven ze uiteindelijk in het centrum van de spiegel. Ten hoogte van de reflectie van mijn mond, mijn neus en mijn ogen. Van mijn bloed. Van ons bloed.

Soms zou ik willen dat ik van nature slecht zicht had zodat ik ontspannen voor een spiegel zou kunnen staan. Om niet te hoeven zien wat ik nu zie. De overduidelijke gelijkenissen tussen mijn gezicht en dat van mijn ouders. De mond van mijn moeder, de slome oogopslag van mijn vader en de neus die een soort perfect compromis vormt tussen hun beide neuzen.

Mijn mobiel gaat voor de derde keer deze avond. De display laat zien dat het wederom mijn jongste zusje is en ik laat ook nu weer de voicemail zijn werk doen.

Ik check de deur.

Ik check nogmaals de reflectie in de spiegel.

Ik zie nogmaals ons bloed.

Ze is nog vijf minuten van ons huis verwijderd. Ze wilde praten, zei ze.  Het was heel erg belangrijk dat we zouden praten. Mijn zusje is de enige waarmee dat kan: praten. Met alle anderen wissel ik teksten uit. Maar alles is gezegd. Voor nu, voor morgen en voor alle morgens.

In de reflectie van de spiegel zie ik in de hoek van de kamer zijn evenbeeld liggen. Ik draai mijn hoofd een kwartslag, zie het stuk spiegel liggen en zie in zijn bebloede reflectie mijn ouders liggen. Ogen gesloten, liggend in hun bloed. Niet langer meer ons bloed, maar hun bloed.

Foute cirkels

God wat houd ik van die meiden. Mireille, golvend lang blond haar, grote blauwe ogen en vorige week zes geworden. En haar zusje Sofie, vijf jaar, ook blond, maar met twee verschillende kleuren ogen, het ene grijs, het andere groen. Uren kan ik in die bijzondere ogen van haar staren en al die jeugdige verwondering en bewondering zien.  Dat is wat me denk ik het meest gelukkig maakt; de bewondering en liefde die ik in haar ogen zie als ze naar me kijkt.  Ze zeggen altijd dat je geen favoriet mag hebben, en Mireille is een prachtige en lieve meid, maar Sofie is absoluut mijn lieveling. Er is een klik tussen ons die ik niet uit kan leggen en die anderen ook niet snappen.  Zoals ze nu naar me kijkt en vol overgave lacht, alsof er op dit moment maar één persoon in haar wereld bestaat die alle aandacht verdient. Ik heb haar in al die tijd nog nooit echt verteld hoeveel ik van haar houd, maar ik weet dat ze het weet. Ze moet het wel weten. Sofie wil later model worden en vorige week nog heb ik die mooie foto’s van haar gemaakt, toen ze in de regen in het park aan het spelen was.  Ze straalde helemaal. Ja,  ik weet dat ze het weet.

13:00 uur. Zeker alweer een paar uur te laat met bellen. Vorige keer dat me dat gebeurde, maanden geleden, kon ik er nog mee wegkomen met een goed verhaal. Ze konden me een paar uur niet bereiken werd er gezegd met als gevolg dat er totale paniek aan hun kant ontstond. “We willen graag weten waar je uithangt en wat je uitspookt. Het is ook voor jouw bestwil.” Ik begreep de hele commotie niet, en al helemaal niet wat ze met die laatste zin bedoelden. Ik weet toch zeker zelf wel wat het beste voor me is. Ik bedoel, een man bepaalt toch zelf welke keuze hij maakt? En als iedereen dezelfde keuzes zou maken, dan uhh dan dan zou het maar een saaie boel zijn. En het is niet dat ik me speciaal voel, maar ik krijg vaak wel die indruk van anderen. Dat ik me speciaal zou moeten voelen. Omdat er nou eenmaal weinig mensen zijn zoals ik en dat anderen daar moeilijk mee om kunnen gaan, of zoiets. Mijn pa zei ook altijd dat ik een heel speciaal kind was en dat ik maar altijd klein moest blijven, omdat je dan je onschuldigheid nog hebt en niet zo oordelend bent.

Bijna kwart over 1 alweer. Als ik snel ben kan ik nog door naar het plein verderop. Masha heeft om half 2 pauze en als ik te laat ben zal ze wel denken dat ik niet meer van haar houd…