De Keuze

Ze weet niet dat ik kijk.

Ik wil ook niet dat ze dat weet.

Langzaam beweegt ze naar de piano in de voorkamer. Berekenend, als een tijger die haar prooi besluipt. Het oogt bijna angstig, maar dat is alleen als je haar niet kent. Ciline is de meest onverschrokken vrouw die ik ken. En veruit de gevaarlijkste.

Drie maanden lang waren wij de enige twee op aarde, zo voelde het. Mijn hart klopte voor het hare, voedde zich met haar aanwezigheid. Op haar beurt was ik precies wat zij toen nodig had. En misschien was ik zelfs meer, maar dat is wensdenken. Tot die ene dag in oktober, toen alles ontspoorde.

Die ene dag in oktober
Ik zit op het terras als Ciel komt aanlopen. Al doet dit haar geen recht, want niemand schrijdt zoals zij. Haar handelingen zijn hetzelfde, de ene voet voor de andere, maar het is poëzie en tegelijkertijd bijna militair. Zelfs de grootste vrouwenhaters en blinden draaien hun hoofd om als Ciline naar mij toezweeft. En dan gebeurt het.

Linksachter mij hoor ik een tafel omvallen en achter Ciline verschijnt een motor op de weg met een gemaskerde bestuurder. Een gewapende, gemaskerde bestuurder. Ik schreeuw naar mijn vriendin, maar die is nergens te bekennen. Dan hoor ik achter mij een gil en een doffe klap. Ik draai mij om en zie een vrouw op haar buik in een plas bloed. Is dat …? Nee, kan niet. Voordat ik goed kan kijken, zie ik een wiel in mijn ooghoek en wordt de lucht uit mijn longen geslagen.

Veertig minuten later word ik wakker in een ambulance. Zonder Ciel, zonder enige notie van wat er is gebeurd.

Nu, maand later
Ze gaat achter de piano zitten en streelt de toetsen. Hoe kan een vrouw zo delicaat en verwoestend mooi zijn en tegelijk zo allesverslindend?

Terwijl het maanlicht naar binnen kruipt via de vensterbank, hoor ik de eerste klanken van Clair de Lune. Niets is toeval bij Ciel. En dan verandert er iets. Haar aanslag wordt harder, haar houding stijver. Ze stopt.

Een week na die dag in oktober
De lucht in het restaurant wordt gevuld door geroezemoes en het geluid van klinkende glazen. Ik dompel mijn broodje nog eens gedachteloos in de olijfolie als het geroezemoes verstomt. Het licht van de straat dat binnenviel door de voordeur is volledig verdwenen en vervangen door een kolos van een man. Zodra hij mij ziet, loopt hij vastberaden naar mijn tafel. Niemand kijkt hem aan als hij tegen ze aan loopt en borden van tafels stoot.

Hij stopt voor mijn tafel en gaat zitten. Hij kijkt me aan, maar zegt niets.
Ik verslik me bijna voordat ik stamel: “Chef?? Hoe heb je mij gevonden??”
“Dat lijkt me redelijk irrelevant op jouw lijst van zorgen.”
Ik slik nog een keer.
“Eén. Ciline is spoorloos. Twee. Je hebt mij belazerd. Drie maanden ben je onvindbaar. Stil.”
Ik vergeet even te ademen.
“Het goede nieuws is, je krijgt een herkansing. Het slechte nieuws is. Verpest je dit, dan, nou ja. Die kleurplaat kan je zelf wel inkleuren.”
Ik trek wit weg.

Nu
Waarom stopt ze? Ik kijk om mij heen. Niets. Ik stop mijn ademhaling en luister. Niets. Het enige dat ik hoor is mijn steeds prominentere hartslag. Maar Ciel stopte, meer hoef ik niet te weten. Er is iets mis.

Ciline glijdt naar achter met de elegantie van een balletdanseres en de overtuiging van een huurmoordenares. Ze reikt achter de piano.

Het maanlicht weerkaatst op het raam van de voorkamer dus ik probeer mijn focus te verscherpen. Even ben ik haar kwijt en dan zie ik het. Niet Ciel, maar een gigantische donkere hoop mens. Er zijn weinig mensen van 1.95m en 150kg die zo geruisloos bewegen. Ik ken er een. Chef.

Chef heeft zijn favoriete wapen, een Glock 19, gereed.

Vroeger haalde hij het wapen voor het avondeten uit elkaar en pakte de stopwatch. Als het mij niet lukte om hem binnen dertig seconden weer operationeel te krijgen, kreeg ik geen eten. En dan had ik geluk. Vaak gebruikte hij het wapen om zijn teleurstelling in mij te slaan. Mama was nog veel erger.

Ik zie iets glinsteren in de hand van Ciline. Een groot Bowie-mes. Levensgevaarlijk in haar handen, maar geen match voor een Glock in de handen van Chef.

Een week na die ene dag in oktober
“Chef”, zeg ik, “Ik was meteen verliefd, kon haar niet verraden. Waarom zijn die video’s die je wilde überhaupt zo belangrijk?”
“Gaat je geen reet aan. Je moest aanpappen, vertrouwen winnen, video’s vinden en deleten en haar naar mij brengen.”
Chef gaat verder: “Dus doe waar je goed in bent. Vind haar nog een keer. Vind uit waarom ik mijn vrouw dood van een terras moet afpeuteren en zorg dat je Ciline bij mij aflevert. Levend heeft mijn voorkeur, maar doe wat je moet doen. Als je levert, zijn wij klaar. Zo niet …”

Nu
Ciline en Chef kijken elkaar aan. Chef spreekt als eerste: “Toen ik de telefoon van mijn vrouw vond en die video’s zag …” Hij valt even stil. “Wat ze jou heeft aangedaan …”
Hij lijkt even te slikken. “Maar hoe evil ook, dit was mijn vrouw. Dus bloed voor bloed.”
Ciline blijft stil.
Hij gaat verder: “Dus ik snap waarom je haar vermoord heb. En ik snap waarom zij die video’s wilde. Daarom heb ik mijn zoon contact laten leggen. Alleen die sukkel werd meteen verliefd en verdween.”
Ciline blijft stil, maar is zichtbaar in de war.
“Oh je wist niet dat hij mijn zoon is? De man wiens moeder jij vermoord hebt en smoorverliefd op je was. Of is denk ik, hem kennende.”

Vijfenzeventig meter verder stopt mijn wereld even.
Ciel, de vrouw waar ik zo intens van houd, is de moordenaar van mijn moeder? Ik kijk leeg naar de lange-afstandmicrofoon op mijn sniper rifle.

Chef valt stil en zijn blik verhardt. Ciline weet wat komen gaat, maar houdt het mes vast in aanvalspositie. Chef brengt zijn wapen omhoog.

Ik heb twee seconden om een keuze te maken. Wordt het Chef, mijn papa, of Ciel, de liefde van mijn leven en de moordenaar van mijn moeder? Het is de simpelste keuze in mijn leven. Ik haal de trekker tweemaal over.

Chef stopt halverwege zijn beweging en grijpt verbaasd naar zijn buik. Ciline laat het mes vallen en zakt naar de grond. Ze kijkt verbouwereerd naar buiten en ziet mij aan komen lopen. Ik doe de pui open en blijf in de opening staan.
“Jij was het?”, zeg ik tegen haar.
Ze knikt in tranen. “Het spijt me, ik had het moeten zeggen.”
“Nee”, zeg ik. “Het spijt mij dat je dat hebt moeten doen.”
Chef kijkt ons leeg aan. Bloedend uit zijn maag en borst.
Ik zeg: “Wij zijn de enige twee die tellen.”

Ik loop naar Ciel toe en kus haar.

 

 

De Kruimel

“Jij ging echt altijd voor mijn kruimels! Haha”.

Elly lacht keihard wanneer ze dit zegt. De drie andere meiden op het terras lachen mee. De een wat overtuigender dan de ander.

Ik ben eigenlijk niet anders gewend sinds mijn veertiende, maar het laatste jaar is er iets veranderd. Elly was altijd veruit de knapste en de meest zelfverzekerde. Of eigenlijk, ze was het beste in acteren dat ze zelfverzekerd is. Jonge meiden hè … Hoewel, misschien geldt het voor de meeste mensen. Hoe dan ook, we zijn inmiddels eenentwintig en de dynamiek is aan het veranderen. En een iemand in het bijzonder vindt dat niet leuk. Raad wie.

“Bedoel je dat je nadat je de hele taart hebt gegeten, eigenlijk ook de kruimels wilt en gewoon jaloers bent? Ik bedoel, misschien is wat minder taart goed voor je. Is dat een maatje 40 inmiddels?”

Amber en Jen beginnen te lachen, totdat Elly ze verwoestend aankijkt.

“Hoe bedoel je?? Noem je mij dik?”

Ik overdreef bewust een beetje, maar Elly is op zijn zachts gezegd niet heel lief voor haar lijf het laatste jaar.

Wat extra context. Ik hield lang babyvet vast, of misschien was ik gewoon wat voller. Helemaal prima natuurlijk, maar het maakte mij enorm onzeker. Dat kwam bovenop de onzekerheid waar meisjes van die leeftijd sowieso al in baden. En opperbitch dat ze is, maakte Elly er een sport van om mij zoveel mogelijk op mijn puddinglichaam te wijzen. Haar woorden overigens.

Het zorgde ervoor dat ik altijd wijde kleren droeg, niets verhullends. Totdat ik vorig jaar boksen en yoga oppakte. Het leek of Moeder Natuur daar ook lucht van kreeg, want zij besloot mij verder een handje te helpen. Ik ging in half jaar tijd van die kleine chick in Game of Thrones naar Emily Ratajkowksi. Inclusief de borsten. En voordat iedereen mij wil vermoorden, beide lichamen zijn mooi, etc etc, bladiebla en van dat soort teksten.”

Kruimels dus. Dat zit zo.

Altijd als we gingen stappen, was Elly het allesbepalende middelpunt. En als dat even niet zo was, zorgde ze er wel voor. Dat ging zelfs zo ver dat wanneer een van de andere meiden een vriendje kreeg, of dreigde te krijgen, zij onmiddellijk in verleidingsmodus kwam. Zij was tenslotte de leukste en dat moest die jongen ook inzien. En eerlijk is eerlijk, Elly was een prachtige meid. En puberjongens, tja, die zijn snel om na een paar tieten in hun gezicht. Ik gok jaren daarna nog steeds … Een van de vriendjes bleek overigens een ruggengraat te hebben en wees haar avances af. Je begrijpt, zij laat geen moment ongemoeid om te vertellen wat een lelijke, irritante sukkel het is en ‘je bent beter af, Amber’.

Oh ja, kruimels. Omdat iedereen die er enigszins aantrekkelijk uitzag in de ‘aandacht aandacht aandacht’-vortex van Elly gezogen werd, was het haast onmogelijk om eens een potje keihard te tongen met een leuk iemand. Behalve met de kruimels die ze ons bijna letterlijk toewierp. En omdat er toen meestal al de nodige wijn inzat, ging ik vaker dan ik zou willen toch voor gaas. Wetende dat zij hier uiteraard weer hilaaaarische grappen over zou gaan maken. Een van die kruimels was Marco, een verlegen, magere Italiaanse jongen met een collectie puisten op de kin waar je een wereldkampioenschap braille op zou kunnen organiseren. Shit, sorry Marco. Nu klink ik als zij. Dat verdient hij zeker niet, want het was echt een schat van een jongen die helaas gezegend was met een iel lijfje, slechte huid en een gebit waar een paard … Stop, Eef! Bitch. Oh, ik heet Eef ja.

Ik hoor Elly weer lachen, altijd net een decibel of 20 harder dan de rest. Want aandacht aandacht aandacht!!

“Je bent gewoon jaloers, Eef.” Alle knappe jongens wilden mij dus jij bleef achter met die uggos.”

Een knappe, donkerharige man kijkt haar kant op en lacht even.

“Zie je!”, zegt Elly. “Na al die jaren is er niets veranderd.”

Ik kijk die kant op. Het is een groep mannen, vijf om precies te zijn. Ik doe even een ‘double take’, want vier van de mannen zijn belachelijk aantrekkelijk. De vijfde is een stuk ouder en lijkt er beetje buiten te vallen. Hij heeft zo’n glimmende, paarsgekleurde zonnebril op, een heuptasje (of hoe heet zo’n aanstellerig tasje dat aan je schouder hangt en rust op je middel?), een t-shirt met schreeuwende Balenciaga-belettering die er bijna afvalt en een Jake Paul-attitude. Ik vraag mij altijd af wat die gasten in zo’n heuptasje stoppen, wat niet gewoon in de broekzak kan. Concealer? Being a dick for Dummies-handboek? Of logischer, hun coke en andere uppers, downers en however het allemaal moge heten. Ik kijk opzij en zie dat mijn vriendinnen en Elly dezelfde conclusies trekken.

Voorspelbaar genoeg gaat het vanaf dat moment enkel nog over de vier hotties. Ik heb hier niet zoveel zin meer in en overweeg om huiswaarts te gaan om nog even te sporten. Net voordat ik dit wil aankondigen, zie ik de mannen aanstalten maken om richting onze tafel te komen. Shit, ook dat nog. Voor jullie beeld. Elly zit samen met Amber aan de ene kant van de tafel en ik zit met Jen en Floor aan de andere kant. Het hoofdeinde is vrij en de andere kant van de tafel rust tegen de buitenmuur van de kroeg.

De met afstand knapste jongen van het stel kijkt Elly aan en zegt: “Is het oké als wij erbij komen zitten?”

Elly glijdt nog net niet van haar stoel van geilheid en het idee dat ze weer heeft ‘gewonnen’. Ze lacht haar hinderlijk sexy, maar evil smile en zegt: “Als jullie het oké vinden om met hen gezien te worden?”

Haar idee van een grap is altijd om anderen naar beneden te grappen.

“Nou, Elly”, begint de knapperd, “ik wil juist met hen gezien worden.” Hij kijkt mij aan en zegt: “Herinner je mij niet meer, Eef?” Ik kijk nog eens goed. Noooo, kan niet.

Hij lacht hardop (my god, wat een lach) en zegt: “Laat me nog even opnieuw voorstellen dan. Hi, ik ben Marco.”

Nu is het mijn beurt om te glijden. En eerlijk is eerlijk, om dezelfde redenen.

De drie andere knapperds nemen plaats naast mijn andere vriendinnen. Elly kijkt alsof er een schaap voor haar neus wordt geslacht. Ze raapt zich snel bij elkaar en zegt: “Ik wilde toch net gaan, dus veel plezier jullie.”

Net voordat ze opstaat voelt ze een hand op haar heup – inclusief klein beetje kont – en een stem: “Zo meissie, het lijkt erop dat je het met mij moet doen. Als je lief bent, misschien wel letterlijk. Hahaha.”

De vier andere meiden kijken elkaar aan en ik kan het niet laten om te mompelen ‘Kruimel!’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boete doen

Vrijdagmiddag, 15.17 uur

Ik heb het appje twaalf keer gelezen. Onbekend nummer, geen foto.

“Cancel je weekendje Antwerpen en zorg dat je vanavond om 20 uur in Café De drinkers zit. Je gaat er geen spijt van krijgen.” 

Ik dacht eerst aan een slechte grap van vrienden, maar die ontkennen een voor een. Spam klinkt ook niet logisch en als prank is het helemaal te zwak. Maar hoe weet deze persoon dat dit ‘mijn’ café is? Vooruit, dat kan nog toeval zijn. Veel verontrustender is dat niemand kan weten dat we een weekend Antwerpen hebben geboekt. Dat was een lastminute-beslissing die Lonneke en ik een uur geleden hebben genomen. Ik bel haar, maar zij is al net zo verbaasd. Is het iemand van het hotel? Een hack?? Ik besluit dat het zoiets moet zijn, want ik krijg ook geen respons op mijn vraag wie en wat dit is.

Ik open nogmaals het ‘gesprek’ in WhatsApp en beweeg naar boven richting blokkeerknop. Net voordat ik druk, verschijnt onder het mobiele nummer ‘aan het typen …’. Ik besluit te wachten.

‘Ik weet dat dit vreemd overkomt, maar ik garandeer je dat dit geen slechte grap of prank is. Je moet een aantal dingen horen. Het gaat je rust geven.’ 

Rust? Waar gaat dit over? Mijn groeiende irritatie maakt langzaam plaats voor iets anders. Het zijn nu onrust en angst die opborrelen en branden als maagzuur. Moet ik de politie bellen? Ga ik gewoon? Uiteindelijk geeft Lonneke de doorslag. Ze belt en zegt dat ze eigenlijk zelf ook té nieuwsgierig is en dat we prima later kunnen vertrekken. Ze voegt toe: “Plus”, voegt ze nog toe, “wat kan er gebeuren in jouw café?”

19.45 uur. IC-afdeling Ziekenhuis Antwerpen

De arts vraagt: “Komt er nog andere familie? Ik vrees dat hij niet lang meer heeft.”

Ze kijkt op en zegt: “Ik vrees dat dit het is. Maar ik blijf tot het einde als dat oké is?”

“Vanzelfsprekend.”

20.00 uur. Café De drinkers, Rotterdam

Het zit als vanouds helemaal vol, op een plek in de hoek na. Toevallig ‘mijn’ plek. Ik kijk om mij heen. Geen usual suspects te bekennen, maar voornamelijk vreemden. Misschien is het de onrust waar ik mee binnenstapte, maar iets voelt anders. Het café is groot en bestaat uit twee delen. De voorste ruimte, waar je binnenkomt, heeft links een bar die net zo diep is als de zaal en rechts een tafeltje of twintig. De tweede ruimte ligt vijf meter lager en heeft twee enorme houten tafels staan. Hier worden vaak teamuitjes en privéfeesten georganiseerd. Het trapje dat naar deze ruimte leidt is meestal afgeschermd door een gordijn. Nu niet. De zaal is volledig zichtbaar én vol. En hoe. Elke stoel rondom beide tafels is bezet en ook de vensterbank en andere provisorische zitplaatsen zijn gevuld. Met vrouwen. Allemaal.

Ik kijk nogmaals naar de mensen om mij heen. Ik schat de meesten op een jaar of vijfenveertig, misschien vijftig. Dat is behoorlijk vreemd, want normaal gesproken is het publiek zo rond mijn leeftijd, tweeëntwintig. Een aantal kijkt mij direct aan als hun kant op kijk. Zie ik boosheid in hun ogen? Mijn onrust groeit …

Er verschijnt een groot glas whiskey in mijn blikveld.

“Je ziet eruit alsof je het kunt gebruiken”, zegt een stem die ik denk te herkennen, maar niet kan plaatsen. Terwijl ik zijn ogen zoek, verdrievoudigd mijn hartslag in snelheid. En dan heb ik zijn blik.

“Wie, wie ben jij??“, stamel ik. De man tegenover mij is tegen de vijfenveertig, heeft dik zwart haar en een volle baard. Maar het is zijn blik die mijn hart grijpt. Zijn blauwe ogen ternauwernood dobberend op het oogvocht, verzwaard door ziele-littekens die verhalen vertellen.

“Eerst vertel ik waarom wij hier zitten en met wie.”

“Hoe bedoel je, wie?”

“Geduld. Ik heb veel fout gedaan in mijn leven”, begint hij. “Mensen pijn gedaan. Vrouwen vooral. Voor lief genomen, mij anders voorgedaan, teleurgesteld, niet serieus genoeg genomen. Maar er is maar een iemand die ik het meeste pijn heb gedaan, heb verwoest bijna. In alles werkte ik hem tegen, ik maakte hem zelfdestructief, zodat hij altijd het verkeerde pad koos. Hij verdiende niet beter, daar had ik hem van overtuigd. Mijn gedrag vergiftigde hem en creëerde een alsmaar groeiende sneeuwbal die lieve, oprechte mensen meenam in zijn pad.”

Hij valt stil en kijkt om zich heen. Ogen vochtig, enkele van zijn littekens druppelen langs zijn wang.

Hij wijst: “Dat is Merel. In de twee jaar dat ik met haar datete, was ik met nog vier andere vrouwen bezig. Maar voor haar leek ik het perfecte vriendje. Totdat ik, een clichéverhaal eigenlijk, in het ziekenhuis belandde en ze alle vijf langskwamen. Dat brak haar. Ze was in het verleden ongelooflijk belazerd door haar ex en ik was de eerste in tien jaar die ze durfde te vertrouwen. En dit deed ik ermee. Wat eens een vrouw uit duizenden was, is inmiddels een grijze muis in de marge van het leven.”

Hij wijst naar een corpulente man in de hoek.

“Dat is Frank. Ik was zijn beste maat. Althans, ooit. Inmiddels al even niet meer. Wij hebben samen een gym geopend, wat inmiddels een hele keten is. Ik heb deze keten verkocht voor 6 miljoen en daar heeft hij geen cent van gezien. Tegen de tijd dat hij ontdekte dat ik hem belazerde, was het te laat. Hij is in een jaar tijd van 95 kilo naar 170 kilo gegroeid. Zijn vrouw verliet hem niet veel later.”

Hij zucht even. “Ik kan uren doorgaan, maar de tijd dringt. Iedereen die hier zit, heb ik pijn gedaan. En dat draag ik mee. ‘Waarom zijn zij in vredesnaam hier dan?’ zie ik je denken. Waarom ben ik hier? Waarom jij?”

21 uur. IC-afdeling Ziekenhuis Antwerpen

 Ze pakt zijn hand vast. Ze was zo ongelooflijk gek op deze man, totdat ze verliefd werd op een ander. En misschien hadden ze dat kunnen overleven. Tot dat weekend Antwerpen. Toch had ze op dat moment niet door hoe erg zij hem gebroken had toen ze het in de auto, op de weg terug, uitmaakte. Die intens lieve, fascinerende goede man verdiende zoveel meer dan hoe zij hem behandelde.

21.15 uur. Café De drinkers

 Hij gaat verder: “Vandaag 25 jaar geleden veranderde alles. Ik ben nooit meer de oude geworden, niet eens een beetje. Vandaag besloot ik terug te keren naar Antwerpen om de cirkel rond te maken, maar ik heb mijn eindbestemming nooit bereikt. Een ding heb ik wel bereikt vandaag: de rust en helderheid om mijzelf te confronteren. Dat is waarom ik je appte.”

21.34 uur. IC-afdeling Ziekenhuis Antwerpen

 De arts zegt: “Zijn hartslag en hersenactiviteit piekte het laatste uur enorm, maar zijn lichaam lijkt er nu mee op te houden. Het spijt me. Ik verwacht dat hij zo gaat.”

“Hij wilde boete doen. Zocht op het einde vergiffenis”, zegt ze.

21.39 uur. Café De drinkers

Ik lijk wel gehypnotiseerd, want ik kan enkel ademloos luisteren.

“Eén dronken nacht veranderde dat weekend alles. Ik was gefrustreerd en jaloers. Ik ging te ver, zei dingen die ik nooit had mogen zeggen. Het was de druppel voor haar. Ik kan bijna het exacte tijdstip terughalen dat ik zag dat ik haar kwijt was.”

“Als ik geen geluk verdiende, verdiende niemand dat. Dat was vanaf die dag mijn mantra. En nu zit ik hier, met al deze mensen en kan ik enkel nog sorry zeggen tegen Merel, Frank en alle anderen in de achterzaal. Ik verwacht geen vergiffenis meer, die verdien ik niet, maar het is de enige geste die ik nog heb.”

21.40 uur. IC-afdeling Ziekenhuis Antwerpen

 Ze vraagt: “Gelooft u dat het leven aan je voorbij flitst aan het einde?”

De arts: “Ik heb patiënten gehad die de dood hebben aangekeken en met soortgelijke verhalen kwamen. Dus ja.”

Ze knikt instemmend: “De impact, de pijn van die confrontatie is onvoorstelbaar veel intenser dan van het ongeluk dat hem hier bracht. En op die plek of all places …”. Dat laatste fluistert ze. Het is bijna symbolisch dat hij een paar meter van hier verongelukte.

21.41 uur. Café De drinkers

Ineens voelt het alsof er een enorme deken van rust over mij heenvalt. Alsof iemand mijn voorhoofd streelt totdat ik in slaap val. Ik snap het nu.

“Je weet waar we eigenlijk zijn nu hè?”

Ik knik. “Er waren geen appjes, er is geen kroeg. Er is geen Lonneke meer …” Ik slik even.

Oude Bas kijkt jonge Bas aan: “Sorry lieve Bas, het spijt me voor alles.”

21.41 uur. IC-afdeling Ziekenhuis Antwerpen

Lonneke streelt zijn voorhoofd en kust zijn lippen voor de laatste keer. “Dag lieve Bas, het spijt me voor alles.”

De schemering

Het is een herhaling van de laatste dagen. Ze houdt zich in eerste instantie groot, maar naarmate de seconden optellen tot minuten, veranderen de druppels in tranen.

Feline dept een traan met de mouw van haar vest en kijkt hem liefdevol aan. Ze zoekt naar de juiste woorden, maar faalt weer in die zoektocht. Meer dan ooit wacht ze op de woorden van Karel. Haar enige echte liefde. De ouderwetse naam vanaf zijn geboorte al een voorbode van de oude ziel verpakt in het jonge, doch mannelijke lichaam. Haar absolute soulmate. Het door Karel zo verafschuwde woord.

Eén woord van hem zou nu al genoeg voor haar zijn, maar het is een woord dat ze weer niet lijkt te krijgen.

Ik krijg mijn ogen nog steeds niet open, maar voel de aanwezigheid van Feline. Ik voel haar twijfels, haar hoop, haar verlangens en haar angsten. Het is mede daarom dat zij de enige vrouw is die ooit dicht bij me heeft kunnen komen. Het is een connectie die in menig flutroman en datingsite soulmates genoemd wordt. Ik heb jaren gezocht naar een woord dat de lading beter dekt, maar bij afwezigheid van dat woord moet soulmates de lading maar dekken …

Ik wil haar meer dan ooit zeggen wat ik voor haar voel. Hóe dat voelt. Dag en nacht heb ik lopen malen, steeds op zoek naar die juiste, nee, perfecte woordencombinatie. Maar ook nu ik die woorden heb gevonden, krijg ik ze niet vertaald naar klanken. Ik wil haar zeggen dat ik weet dat ze er altijd voor me is. Dat ik weet dat ze er is, ook op momenten dat ik haar niet kan zien of horen of voelen. Dat geen seconde van een minuut voorbijgaat zonder dat haar hart het mijne raakt. Geen seconde zonder dat denken aan haar mijn hele ‘zijn’ betekenis geeft. Ik voel een kus op mijn mond en een zachte streling van haar handpalm op mijn wang. Soulmates, wellicht toch het juiste woord … Pfff, je wordt weer emotioneel Karel. Verdomme, pak haar hand en zeg het haar gewoon!

Ze staat op en loopt naar het raam. Haar mobiel trilt in haar zak. Feline leest het scherm en ziet dat het een bericht is van haar zusje. Hoe ze zich voelt en of ze wat kan doen. Feline glimlacht bij de gedachte aan haar zusje, naast Karel de enige persoon in haar leven die een verschil maakt. Ze stuurt een geruststellend berichtje terug en schakelt haar mobiel uit. Ze staart naar buiten waar de nadering van de avond zich aandient in de vorm van een oranje-grijze schemering. Ze moet denken aan iets wat Karel de week ervoor zei en waar ze toen hard om moest lachen.

“Lien, zoveel relaties beginnen al in de schemering om spoedig de nacht in te rollen. Ik beloof je dat wij altijd in het daglicht blijven.”

Maar nu ze hier staat, gespeend van de juiste woorden en wachtend op de zijne, komt die opmerking ineens hard binnen. Ze slikt even, draait zich om en kijkt naar Karel. God, wat houd ik van die man, denkt ze.

Het is ijzig stil in de kamer als Feline richting Karel loopt en haar hand naar zijn gezicht haalt. Ze strijkt met haar handpalm over zijn wang en kust hem zachtjes op zijn volle lippen. Dikke tranen lopen nu over haar wangen als ze eindelijk de woorden gevonden lijkt te hebben:

“Lieffie, kom alsjeblieft bij me terug. Ik wil in het daglicht met je lopen, samen de schemering, de avond en de nacht voor eeuwig aan de horizon laten. Word alsjeblieft wakker lieffie, alsjeblieft, alsjeblieft …”

Ze kijkt wanhopig met vertroebelde blik naar de ogenschijnlijk vredig slapende man in het ziekenhuisbed voor haar.

“Word nou wakker lieffie …”

Op dat moment voelt ze zijn hand op de hare en begint de monitor naast het bed te piepen.

Dan dat ene woord …

“Feline…”

 

Die dag (deel 4)

***

Parijs.

Hoewel Senn daar regelmatig voor zaken verbleef, waren wij er nog nooit samen geweest. En het lag niet aan mijn volhardendheid, want ik moet wel vijftig keer gevraagd hebben wanneer wij nou eens samen zouden gaan. Ik kon het alleen meestal niet laten om die vraag te vervolgen met “of ben je daar liever alleen met Nicole?”. Gek genoeg kreeg ik nooit een geïrriteerde reactie, maar enkel een glazige blik terug van Senn.

Eenmaal de trein uit, rekte ik me uit en keek ik om me heen. Haakneus was nergens meer te bekennen en het onbehaaglijke gevoel van eerder had blijkbaar dat laatste zetje nodig om volledig te verdwijnen. Ik voelde me voor het eerst in tijden weer eens echt top en gewapend met een grote glimlach ging op zoek naar een taxi. Ik was een paar minuten later onderweg naar mijn hotel, toen de twijfels weer toesloegen. Was dit hele avontuur nou wel zo verstandig? Ik verwierp die twijfels echter weer snel. Het werd tijd dat ik mijn leven weer eens stevig in eigen handen ging nemen. Doortastende en zelfverzekerde Sanne moest maar weer eens de overhand gaan krijgen.

Met deze gedachten in het hoofd besloot ik alvast mijn hakken aan te trekken en in stijl het hotel binnen te gaan wandelen. Ik betaalde de taxichauffeur en stapte uit. Na twee stappen brak ik bijna mijn enkel. Ja, dacht ik, ik moet écht weer de oude Sanne terugbrengen, zelfs op hakken lopen ben ik bijna verleerd.

Na mezelf weer even goed opgefrist te hebben en dé jurk te hebben aangetrokken, was ik er klaar voor. Op naar Senn. Het hotel was op nog geen vijf minuten lopen.

***

Gerustgesteld dat alles geregeld was zoals ik dat wilde, bleef er nog één ding over om te checken. Ik belde het nummer dat slechts drie mensen kenden en wachtte op verbinding.

“Klaar?”, klonk het aan de andere kant van de lijn.
“Klaar”, zei ik.
“Hij is er over een kwartier. Bel me als alles geregeld is.”
De verbinding werd verbroken.

Ik ging aan het water zitten en dacht, zoals zo vaak, aan Sanne. De gebeurtenissen van de laatste maanden hadden onze relatie op allerlei manieren getest, maar ondanks alles bleek er geen storm sterk genoeg om ons omver te blazen. Toch zat haar nerveuze gedrag van voorheen me ergens nog dwars. Dat, plus het feit dat ik al die tijd een groot deel van wie ik geweest was, voor haar achter had gehouden. Hoewel ik twijfelde of die persoon wel écht geschiedenis was…

Waar eerst enkel het geluid mij bereikte, zag ik nu in de weerkaatsing van het meer een helikopter  naderen. Met een oorverdovend geluid, maar met het gracieuze van een ballerina, werd de kist aan de grond gezet. Niemand stapte uit, maar in plaats daarvan ging de deur open.

Ik pakte mijn mobiel en zocht het afgeschermde nummer op, dat maandenlang mijn geweten opdonders gaf. Eigenlijk niet zozeer het nummer, maar de teksten van mijn hand, die de eigenaar van het nummer ongetwijfeld slapeloze nachten hadden bezorgd. Ik bekeek het log, en zag dat het laatste bericht volgens afspraak alweer even geleden was. Ik begon met typen…

Het is tijd.
15:00 op De Locatie.
Verdere instructies volgen.
 
Verzonden.
Ingestapt.
Nog één stop te gaan.

***

Woman on a mission, zo voelde ik me. En niet alleen voelde ik me zo, zo leken anderen mij ook te zien. Hoofden draaiden om bij elke meter die ik aflegde. Jong en oud, man en vrouw. Ik was voor vijf minuten het epicentrum van dit stukje Parijs.

De receptie van het hotel was indrukwekkend en het duurde dan ook even voordat ik door had waar ik moest zijn. Eenmaal bij de juiste balie, vroeg ik de receptioniste te checken in welke kamer Senn verbleef. Ik gaf haar Senn’s kaartje en rap voerde ze zijn volledige naam in.
“Sorry mevrouw, maar er verblijft geen Senn Valk in het hotel.”
Verbaasd vroeg ik haar nog eens te checken, maar weer gaf het systeem geen positief resultaat terug.
Ik bedankte haar en liep richting de koffiehoek in de hoek van de lobby. Nu ik niet wist waar Senn was, werd mijn plan wel ernstig bemoeilijkt. Weer sloeg de twijfel over mijn assertieve actie toe, maar net zo snel verwierp ik die.
Ik opende Google op mijn mobiel en zocht het kantoor van het bedrijf van Nicole op.
Geen hits op haar bedrijfsnaam…

Een raar gevoel begon me te bekruipen. Ik liep weer terug naar de balie en liet een foto van Senn aan de receptioniste zien.
“Heeft u deze man vanochtend ingecheckt?”
Ze bekeek de foto kortstondig en zei:
“Oh, dat is meneer Falcon. Dat is een van onze vaste gasten. Is er iets mis?”
Het kostte me al mijn kracht om op mijn hakken te blijven staan en te antwoorden:
“Nee, nee. Dan heb ik me vergist in de naam. Is hij al ingecheckt?”
“Meneer Falcon is er nog niet, maar zijn broer is er al wel. Hij vroeg net ook al naar hem. Hij zit in het restaurant.”
De receptioniste besefte dat ze iets te loslippig was en zei snel:
“Ik hoop dat u een fijne dag heeft verder mevrouw, kunt u opzij stappen zodat ik de volgende persoon kan helpen?”
Broer?? Ik bedankte haar en in een waas liep ik richting restaurant. Op dat moment voelde ik mijn tasje trillen.
Ik haalde mijn mobiel eruit en ontgrendelde hem. Hoewel het nummer afgeschermd was, wist ik gelijk wie het was…

Het is tijd.
15:00 op De Locatie.
Verdere instructies volgen.

De vloer naderde en alles werd zwart.

***

De helikopter landde, net als een kleine twee uur geleden, gracieus. Het hotel had een eigen landingsplaats en vijf minuten later stond ik bij de receptie. Ik keek op mijn horloge:

12:37

“Meneer Falcon, goed u weer te zien. Hier is de sleutel van uw vaste kamer. De binnentuin van ons hotel is volledig naar uw wensen ingericht en al uw gasten zijn reeds ingecheckt. Enkel mevrouw Falcon ontbreekt nog.”
“Bedankt Lizzy, kan je mij op mijn mobiel bellen als mijn vrouw arriveert? En wees discreet alsjeblieft, dus ook geen woord tegen mevrouw Falcon.”
Lizzy, de receptioniste, keek me in eerste instantie niet-begrijpend aan, maar knikte vervolgens instemmend.
“Uiteraard meneer Falcon, geen probleem.”

Met een gerustgesteld gevoel liep ik richting de liften. Als alles volgens plan zou gaan, zou ik vanavond in Parijs zitten. Ik zou uitkijken over de Seine met een welverdiend glas rode Bordeaux wijn aan mijn lippen. Ik zou genieten van de drank en spijzen, maar bovenal van de wetenschap dat er een nieuw hoofdstuk geëindigd was en de eerste letters van het nieuwe hoofdstuk reeds op papier stonden. Een met Sanne in een hoofdrol. Een zonder leugens, maar met de geboorte van de voorspoed die zij zo verdiende. Zondag zou de eerste paragraaf van dat hoofdstuk met gouden pen door Sanne en mij opgetekend worden.

De sleutel opende de deur van mijn hotelkamer. Voorzichtig duwde ik de zware deur open en tegelijk checkte ik mijn horloge.

12:55

Ik opende het gordijn een fractie, zodat er een strook natuurlijk licht op het bed viel. Twee voorwerpen op het bed lichtten op onder de aanraking van de zonnestralen.
Het ene voorwerp een aluminium doosje, het ander een zilveren balpen.
Het derde voorwerp viel minder op.
Donker van kleur en een frame dat grotendeels uit plastic bestond, maakten dat het zonlicht geabsorbeerd werd.
Ik checkte het magazijn van de Glock 17 en tevreden legde ik het weer apart.

Vanavond sterft een hoofdstuk en wordt een nieuwe geboren.

Maar first things first…

***

Met een zeurende pijn bij mijn slaap deed ik mijn ogen open.
Het eerste wat ik zag, was Haakneus.
Het tweede wat ik zag, was het veel te perfecte gezicht van Nicole.

“Je bent flauwgevallen”, zei Nicole.
Ik keek nog licht verward om mee heen en zag dat we in het restaurant zaten.
“Wie ben jij??”, vroeg ik aan Haakneus. En vervolgens: “Waar is Senn zijn broer?”
“Ik ben Peet en dit is Nicole. Maar jullie kennen elkaar natuurlijk al.”
Nicole zegt:
“En Peet is niet zijn broer, maar we hadden het idee dat de receptioniste anders niet zou zeggen of Senn al gearriveerd was.”
Mijn hoofd duizelde van al de verwarrende informatie van de laatste minuten. Langzaam kwamen de de gebeurtenissen terug en klaarde de lucht in mijn hoofd wat op. Ik keek naar de klok boven de bar:

11:04

Shit. Nog een krappe vier uur.
Ik richtte me tot Nicole.
“Senn en jij zijn hier toch voor zaken? Dus waarom moet je dat vragen?”
Ik besefte me ineens nog iets en tegen Haakneus zei ik:
“Jij volgde mij vanochtend. Waarom? En wat doen jullie hier samen? Wat mis ik hier?”
Haakneus/Peet, zei:
“Jij had hier niet moeten zijn Sanne. Maar nu je er toch bent, kunnen we er maar beter gebruik van maken. Er is een hoop dat je niet weet, dus je zal moeite hebben het volgende te gaan bevatten en geloven.”
Ik wist me nauwelijks meer een gezichtsuitdrukking aan te meten. Dit veranderde toen Nicole zei:

“Laten we snel starten. Jij moet tenslotte over krap vier uur ergens anders zijn…”

Mijn mond viel open…

Beroerde timing

Dus toch.

Saar herhaalt het nog eens:
“Je bent gewoon zwanger, doos. En ik kan het weten.” Ze wrijft over haar buik.
“Kom op, we hebben een keer seks per maand en dan hebben we een goede maand.
En met seks bedoel ik dat hij vooral bezig is met het wereldrecord snel klaarkomen aan te scherpen. Het staat op zeven seconden, mocht je geïnteresseerd zijn.”
Saar grinnikt en zegt:
“Mijn vorige vriendjes waren niet veel beter hoor. Maar verliefd hè, dus tja… Gelukkig heb ik nu een goede!”
“Oh ja, je scharrel-date-vriendje. Wanneer ga je die nou eens meenemen?? En oooh, wat zou ik dat gevoel ook weer willen hebben. Dat gevoel van elkaar aankijken en alleen maar denken: dit klopt, dit voelt logisch.”
“Moet je er niet gewoon eens mee stoppen meis? Ik bedoel, je moppert al zo lang over hem.”
“Ik weet het, ik weet het. Maar nu?? Ik kan toch zeker niet nu stoppen? Heeee Nick, twee dingen. Ik ben zwanger van je en het is uit!”
Saar wil weer bijdehand reageren, tot ze de blik van Femke ziet.
“Sorry, ik ben niet zo goed in dat adviesgeefding. Maar als ik iets kan doen: zeggen!”
“Je bent een schat Saar. Ik snap echt niet waarom je zo lief blijft na al mijn gezeik van de laatste tijd, maar ik ben er niet minder dankbaar om.”
Ik kus haar op de wang en zeg mijn buurvrouw gedag.

Zwanger.

Had ik nu maar eerder getest. Domme flapmuts.
Allebei 23, allebei zonder werk, allebei zonder liefde voor elkaar, allebei…
Ik zit tegenover Nick. Allebei op een loveseat nota bene; de enige bank-achtigen die wij in onze zeer bescheiden woonkamer hebben staan. De ironie bezorgt me een poging tot grijns. Not good, want Nick ontspant zienderogen en denkt dat de reden van mijn urgente telefoontje van eerder, een onschuldige is. De brute aanpak dan maar.
“Ik ben zwanger.”
Het wereldrecord gelaatsuitdrukking wisselen wordt ook scherp gezet. Zijn mond valt letterlijk open.
“Wawaat? Van mij?”
Ik ben niet eens verbaasd. Alleen zo’n botte egoïstische hork als Nick kan dat uit zijn bek krijgen.
“Ja van jou! Zak!”
“Okok, sorry sorry. Dat was niet wat ik bedoelde…”
“Uhuh.”
Hij lijkt zich nochtans te herpakken, als ik moet afgaan op zijn serieuze nadenkgezicht.
“Femke, je weet dat ik van je houd.”
Gelul.
“En dit is echt wat ik voor ons zie in de toekomst!”
Gelul. Komt die ‘maarrrr’…
“Maar is dit nou zo slim nu? In onze situatie enzo?”
“Ik ben 25 weken zwanger hè!! Je wordt papa, dus beter begin je er heeeeel snel aan te wennen!”
“Ja okok. Ik bedoel, ik houd van je enzo, maar ja, ik weet het niet. Het is gewoon lastig nu. En ik weet niet of ik dit juist nu kan hebben…”
“Ten eerste, nee je houdt niet van me. En oh, ik ook niet meer van jou. Dat je het weet. Maar we worden wel ouders en dat worden we samen. En juist nu is niet veel anders dan juist morgen of juist overmorgen toch?”
Nick lijkt zijn laatste restje tekst kwijt en staart nog enkel in de ruimte. Dan:
“Ik ga, ik uhm, ik moet even mijn gedachten verzetten.”
Zelf ook moe van dit alles laat ik het maar en ik loop zwijgend naar het balkon. Gedachten verzetten wordt bij Nick één op één vertaald met ‘de kroeg in gaan’. De gedachten dat een toekomstige vader zo met zijn emoties omgaat maakt me triest. Triestigheid is echter niet de emotie die ik nu wil hebben en ik besluit zelf ook afleiding op te gaan zoeken. Ik loop de deur uit en bedenk me waar ik eens de ontspanning ga opzoeken. Ik besluit Saar te bellen, maar krijg geen gehoor.

Een gevoel van enorme eenzaamheid en triestigheid overvalt me weer. Shit, dit is niet wat ik wil. En ondanks al zijn tekortkomingen is Nick ook wel weer een goede gast. En wat als we nou werken aan onze relatie? Ik hak de knoop en besluit Nick te gaan zoeken in zijn stamkroeg; de pub.
Ik rijd de straat uit en sla de grote weg op. Op het moment dat ik wil voorsorteren zie ik echter Nick lopen. Met drie tasjes…
Ik ben verbaasd. Hij heeft dus gebroken met zijn traditie en is daadwerkelijk gaan shoppen voor iets. Ik probeer iets dichterbij te komen zonder mijn aanwezigheid te verraden. Hij loopt duidelijk weer richting ons huis en op het moment dat ik dichterbij kom en zie wat er op de tasjes staat lijkt mijn hart even stil te staan en schiet ik vol.

Prénatal.

Met dikke tranen over mijn wangen rijd ik zachtjes achter hem aan richting ons huis. Ik kan niet rechtstreeks de straat in en moet dus omrijden. Nick en ik komen daarom bijna tegelijk onze straat in en ik kan niet wachten om uit te stappen en naar hem toe te rennen. Ik moet echter eerst parkeren en Nick loopt al richting onze deur.
En belt aan.
Bij de buurvrouw.
Saar doet open, ziet Nick met de tassen en begint te huilen van blijdschap.
Dan zoent Nick haar op de mond…

Die dag (deel 3)

Dit is een doorlopend verhaal, geschreven in samenwerking met een mysterieuze gastschrijver.

Vertwijfeld zat ik op het bed. Terwijl ik mijn spullen aan het pakken was vroeg ik me plotseling af of het wel zo’n goed idee was om naar Parijs te gaan. Mijn impulsieve besluit om Senn stiekem achterna te reizen kon natuurlijk ook totaal verkeerd uitpakken. Ik voelde me ineens een naïef pubermeisje dat geen idee had van hoe de wereld in elkaar zat en de redenen om niet te gaan begonnen zich op te stapelen. Ik besefte dat ik ieder spontaan idee dat ik ooit had gehad op deze manier in de kiem had gesmoord en besloot daarom toch door te zetten. Ik greep mijn hoogste hakken en de jurk waarmee ik vijf jaar geleden de aandacht van Senn had weten te trekken en ritste mijn tas dicht. Vastberaden vertrok ik richting het station.

Opgewonden en een beetje zenuwachtig, alsof ik voor het eerst op reis ging, zat ik in de tram. De tram was, op een wat zonderling type met haakneus na, verder leeg. Ik had mijn plan inmiddels uitgedacht. Gelukkig was Senn vaker voor het bedrijf van Nicole naar Parijs geweest en verbleven ze altijd in hetzelfde hotel. Omdat ik hem niet eerder tegen wilde komen dan gepland, zou ik in een hotel in de buurt inchecken. Ik overwoog Nicole te bellen en haar te betrekken in mijn plannen, maar haar zakelijke en kille uitstraling weerhielden me; bovendien had ik haar helemaal niet nodig.

De tram reed het station binnen en ik stapte uit. Bij het loket kocht ik een veel te duur kaartje naar Parijs, maar niets kon mijn goede humeur vandaag bederven. Tevreden plofte ik neer in de trein en dacht aan Senn. Hij zou vreemd opkijken als ik vanavond ineens voor hem stond. Het zou ons goed doen. Ook al waren we weer op het juiste pad samen, een beetje romantiek konden we wel gebruiken. De afgelopen maanden waren lastig geweest voor mij en Senn had me geweldig gesteund. Hoewel ik wist dat het voor hem onmogelijk was te begrijpen en zijn nuchtere kijk haaks stond op waar ik me ogenschijnlijk mee bezig hield, had zijn aanwezigheid het verschil gemaakt.

Het was begonnen met een enkel sms’je. Het nummer was afgeschermd, de tekst cryptisch: “Weet dat je het niet alleen weet”. Hoewel ik geen idee had wat er precies met de boodschap bedoeld werd of van wie deze afkomstig was, wist ik direct waar het over ging. De weken daarna bleef het stil, maar slapen deed ik niet meer. Ik had het gevoel dat iemand me in de gaten hield, al kon ik niet benoemen waarom. Net toen ik me weer een beetje veilig begon te voelen en besloot dat het verband dat ik gelegd had waarschijnlijk niet bestond, begonnen de telefoontjes. Waar ik ook was, thuis, op mijn werk, bij vrienden of familie; de telefoon ging en zodra er werd opgenomen hing de beller op. Het voelde alsof iemand me wilde laten merken dat hij of zij mij altijd wist te vinden. Altijd behalve wanneer Senn in de buurt was. En juist dat maakte het nog zenuwslopender. Als hij ervan wist zou hij vragen gaan stellen. Vragen die ik niet kon beantwoorden.

De voortdurende spanning die de telefoontjes en sms’jes met zich mee brachten sloopte me, op mijn werk functioneerde ik niet meer en de bedrijfsarts stuurde me naar huis met het label ‘burn-out’. Ergens was ik opgelucht; ik had een legitieme verklaring voor mijn gedrag waar ik me achter kon verschuilen. Senn gaf me alle ruimte en probeerde me te helpen, al verweet hij me dat ik niet praatte over wat me dwars zat en begon hij mijn ‘cover’ op den duur te verachten. Toen ik dat merkte ging ik op het aanbod uit een van de sms’jes in om mijn relatie met Senn veilig te stellen, ook al wist ik dat het slechts tijdelijk zou zijn.

Ik keek uit het raam en zag de deprimerende voorsteden van Antwerpen en Brussel aan me voorbij schieten. Ik stond op om mijn benen te strekken en zag dat de haakneus ook in de trein zat. Even bekroop me een onbehaaglijk gevoel, maar ik wist dat de keuze die ik een aantal maanden terug had gemaakt me nog even vrijheid had gegeven. Mijn glimlach keerde terug; ik was bijna in Parijs.

***

Dichte laaghangende mist deed het lijken alsof de weg voor mij alleen was. De weersomstandigheden gingen er weliswaar voor zorgen dat ik veel te laat aan zou komen op mijn bestemming, maar zorgden er tevens voor dat ik eindelijk eens rustig kon nadenken. Er was de laatste maanden ontzettend veel gebeurd, meer dan wie dan ook wist. Ook Sanne had ik bewust, want noodgedwongen, niet alles verteld. Het was iets waar ik mee had leren leven, maar wat desalniettemin dag in dag uit aan me knaagde.

San en ik waren de laatste weken weer in geliefden-topvorm. Ze leek van het een op het andere moment bevrijd van de last die ze maanden met zich had meegedragen. Haar bedrijfsarts had het toen een burn-out genoemd, maar Sanne deed er zelf nogal vaag over. Toen ze zich ging verdiepen in alle zelfhulp onzin liet ik het maar even zo, maar toch was ze al die tijd niet Sanne. En niet alleen vanwege de burn-out; er was nog iets anders. Waar ze voorheen altijd gelijk begon te steigeren als ik mijn mobiel even pakte, was zij nu degene die om de haverklap naar haar schermpje staarde. En hoe meer mij dit begon op te vallen, hoe meer ik het begon te koppelen aan Nicole. Zou San denken dat ik met Nicole aan het rommelen ben en daarom iets ‘on the side’ genomen hebben…? Ik verwierp die gedachte gelijk. Sanne heeft haar ‘flaws’, maar vreemdgaan is daar niet een van. En daarnaast, op het moment dat ze weer aan de slag ging leek ook dit nerveuze gedrag af te nemen en leek ze verliefder dan ooit.

Maar toegegeven, echt helemaal eerlijk was ik niet geweest naar San. Nicole was een hele belangrijke zakenpartner, dat klopte, maar Nicole was meer. Veel meer…

Ik was negentien toen ik haar voor het eerst ontmoette. Haar toenmalige vriendje was er een van het ultiem kansloze soort en mishandelde haar zowel fysiek als mentaal. Ik kwam haar voor het eerst tegen in het trappenhuis van een appartementcomplex waar ik toen vaak verbleef.
Haar lip was dik en gescheurd en haar linkeroog zat bijna volledig dicht. We kwamen er elkaar midden op de trap tegen en in plaats van door te lopen met haar hoofd omlaag, keek ze me aan en zei:
“Mijn vriend is een laffe klootzak”.
Ik was even uit het veld geslagen, maar herstelde me snel. Ik knikte instemmend en antwoordde:
“Kom mee. Ik ga je helpen.”
Die middag praatten we en hechtten we en schreven we de start van een belangrijk deel van onze geschiedenis. De geschiedenis die me recent tegen alle verwachtingen inhaalde…

Luid getoeter deed me opschrikken en terwijl ik gas gaf nam ik de omgeving in me op. In de verte zag ik mijn bestemming lonken. Het prachtige spiegelende meer met daaraan gelegen een klein, maar schilderachtig huisje, overgeleverd uit 1850. Het huisje dat ik erfde van mijn ouders. De herinneringen aan vervlogen tijden bezorgden me een trieste glimlach.

De laatste dagen bekroop mij steeds meer het gevoel dat dit weekend bijzonder zou worden. Op zakelijk vlak twijfelde ik daar al niet aan, maar bij de aanblik van deze vertrouwde locatie wist ik dat er nog meer in petto lag voor mij. Voor Sanne en mij.

Ik opende de deur van het huisje, stapte de drempel over en werd op dat moment gebeld.
“Is alles naar wens meneer Valk? Ontbreekt er niks?”
Ik keek om me heen en knikte instemmend.
“Nee, het is perfect zo. Bedankt.”
Ik drukte de stem weg en mijn glimlach keerde terug. Nu een gelukkige…

De verrassing

“Kan ik je opvrolijken?”
“Nee. Dus ik zeg het nog een keer: Rot. Op!”
“Haha, yeah yeah yeah. Rot op, hou je bek, laat me met rust, blablabla… Stoere praatjes, maar stiekem wil je dat ik blijf.”
“Nope. Ik wil echt heel erg graag dat je nu oprot, nog verder oprot, en blijft oprotten tot je niet meer verder kunt oprotten. Duidelijk genoeg?”
“Dit is zo’n moment waarop je nee zegt, maar ja bedoelt hè?”
Ze zucht.
“Nee Rens, laat me in vredesnaam met rust voordat ik mijn beker naar je harses gooi!”
Duidelijk een ja.
“Wat grappen vrolijken je vast op. Wat is de overeenkomst tussen billen en een woestijn?”
Ze kijkt me vernietigend aan.
“Cactussen! Get it, get it? Kak-tussen! Haha!”
Ik ga stuk natuurlijk, maar haar ogen lijken toch echt ‘haat’ te zeggen. Hmm. Nog maar een.
“Wat zei de uitvinder van de donderdag?”
Ze bukt.
“Ik zal het nooit vergeten, het was op een woensdag!”
Stilte van haar kant.
“Whahaha! Kom op, dat is grappig!”
Ze schiet omhoog en bijna op hetzelfde moment voel ik iets rakelings langs mijn gezicht vliegen en stuk slaan tegen de muur achter me. Haar beker.
“Okeeeee, ik vat de hint. Ik ga al!”
“Hèèèhèèè! Doei!”
Waarom ben ik ook alweer bij haar?
Ik ga maar eens de kroeg opzoeken.

Eerder op de dag hadden we een pittige discussie. Alwéér een pittige discussie, een beetje de rode draad van de laatste weken. Merel was weer wat gaan drinken met een van haar beste vrienden. Haar vriendengroep is behoorlijk groot en bestaat voor 80% uit mannen. Een enkeling heb ik weleens ontmoet, maar dat gebeurde altijd alleen bij toeval. Merel is daar altijd heel duidelijk over geweest: mijn vrienden zijn mijn vrienden, jouw vrienden de jouwe.

De vriend in kwestie, waar ze deze keer mee op stap was, is een ex van haar. Zij beweert dat ze al jaren elkaar niet meer ‘op die manier’ hebben ontmoet en ik ben niet het jaloerse type dus geloofde dat altijd. De laatste twee maanden begin ik echter te twijfelen aan die woorden.

Het begon met een appje dat ik toevallig las toen zij onder de douche stond. Toevallig, omdat haar telefoon onbeheerd naast mij op de bank lag. En toevallig, omdat het bericht volledig in beeld kwam. De eerste toevalligheid verbaasde mij het meest. Nooit waren Merel en De Telefoon van Merel meer dan dertig centimeter van elkaar verwijderd. De tweede toevalligheid gooide ik op het feit dat ze sinds de dag ervoor een nieuwe telefoon had. De instellingen waren nog niet aangepast en ik kreeg het volledige bericht in het scherm te zien.

“Het was weer gruwelijk lekker gister. En ik heb de perfecte spot voor de volgende keer al gevonden… Nu al benieuwd naar je outfit…xxx”

Ik was, op zijn zachts gezegd, not amused. Toen ik Merel confronteerde deed ze het bericht gelijk af met: “Dat is een terugkerende grap tussen ons. Snap jij toch niet.”
Vervolgens liep ze al append naar de keuken om twee minuten later terug te keren.

“Waarom kijk je eigenlijk in mijn telefoon? Vertrouw je me niet ofzo?”
“Je telefoon lag naast me en het bericht verscheen gewoon!”
“Onzin! Je moet verdomme met je poten van mijn mobiel afblijven!! Ik zit toch ook niet continu in jouw telefoon te kijken??”
Dat betwijfelde ik ten zeerste, maar verder met stomheid geslagen reageerde ik met:

“Waar heb je het over?? Ik zag het per toeval! En waarom gaat dit ineens over mij?”
“Omdat jij gewoon een leugenachtige zak bent! Daarom!”

Het gesprek werd er vanaf dat moment bepaald niet beter op, dus besloot ik haar met haar gedachtenspasmes achter te laten en de stad op te zoeken. Het leek op dat moment een verstandige keuze om het gesprek het gesprek te laten. Ik werd vanaf dat moment echter alert op alles wat niet op spontaan, normaal gedrag leek. Ik lette extra op haar gezicht wanneer ze een berichtje ontving. Ik lette extra op haar afspraken, met wie, waar en op welke tijdstippen. En ondanks haar geslepenheid en vermogen om glashard te liegen met droge ogen, werd er in mijn gedachten een zaadje geplant. Merel gaat vreemd. Vaak vreemd.

Dit zaadje is weken geleden geplant, maar na stevig intern beraad heb ik besloten het zaadje geen water te gunnen. Vrienden maken me uit voor slappeling, zeggen om de haverklap dat ik het moet uitmaken en dat ik gewoon een idioot zonder zelfrespect ben. Vervolgens vragen ze me weer waarom het nog steeds aan is.

Ik krijg een appje. Merel.
“Schatje! Ik ben een bitch, I know I know. Ik snap soms ook niet waarom ik zo doe, terwijl jij alles voor me bent! Kom je zo richting huis? Ik heb een verrassing voor je…xxxxxx je lieffie.”

Mijn vrienden zijn net als ik 20 jaar oud. Mijn vriendin is een mooie vermogende vrouw van 55 jaar.
Als mijn vrienden vragen waarom het nog steeds aan is zeg ik: “Mijn vorige verrassing was een Mercedes S-klasse.”

En dan lachen we de ballen uit onze broek en bestellen we een nieuw rondje op de kosten van Merel.

Ik hou van haar!

Die dag (deel 2)

Dit is een doorlopend verhaal, geschreven in samenwerking met een mysterieuze gastschrijver

Hij was het. Ik probeer de betekenis van zijn woorden te begrijpen maar mijn hersenen lijken het niet te accepteren. Hij kan het niet geweest zijn. Ik heb het zelf gezien, het beeld staat vlijmscherp op mijn netvlies gebrand. Hij was niet eens in de buurt.

“Nee”, zeg ik beslist. “Jij was in Parijs.”
Senn reageert niet.
“Jij was in Parijs. Met háár!”

Ik wil niet aan haar denken, maar haar naam echoot door mijn gedachten en lijkt alle andere te verdringen. Nicole. Nicole. Ik hoor nog steeds hoe Senn haar naam uitsprak toen zijn telefoon ging. Ik zie voor me hoe hij de kamer uit liep en zei dat ze nog ‘even iets moesten afstemmen’ over hun presentatie voor de volgende dag.

De weken voorafgaand aan Parijs was Senn overgelopen van de energie. Zijn nieuwe bedrijfje deed hem goed. Dat zei hij althans en ik geloofde hem. Ik was trots dat hij dit had weten neer te zetten. Al kon ik soms afhaken in het technische verhaal over zijn producten, ik was vooral blij dat hij niet meer geïrriteerd en leeg thuis kwam uit zijn werk.

Zijn baan bij OSQ had hem volledig in beslag genomen, de spanning van de onhaalbare targets ging met ons mee naar bed en schoof weer aan bij het ontbijt. Ik had Senn in geen maanden meer zien lachen. Met de stap om zelfstandige te worden was dat veranderd. Senn was altijd al iemand met snelle praatjes en binnen zijn nieuwe functie ondersteunde hij technische bedrijven op commercieel gebied. Iets waar hij gemaakt voor leek. Nicole was een van zijn klanten. Hij had haar omschreven als een licht autistische nerd, aardig maar een beetje stug. Stoffig was het woord dat hij had gebruikt. Ik maakte me nergens zorgen om en was opgelucht dat ik Senn terug had.

Ze bleek echter alles behalve stoffig. Nicole leek meer op een bond-girl; ze was niet alleen bloedmooi, maar had ook iets gevaarlijks: een kille femme fatale. De enige keer dat ik haar zag sprak ze misschien niet meer dan vier zinnen, waarvan elk woord even treffend was. Toch klopte er iets niet in haar perfecte presentatie en ik kon niet benoemen wat dat was.

Senn vertrok ’s morgens vroeg naar Parijs. Ik sliep nog toen hij me gedag kuste en de slaapkamer uitsloop. Ik wierp een blik op de klok: 5.17 uur. Ruim een uur eerder dan hij had aangekondigd. Ik hoorde het slot in de deur vallen en Senn’s auto starten. Pas toen ik het grind op de oprit hoorde opspatten bedacht ik dat hij met de Thalys zou gaan. Ik stond op en keek naar buiten; herfst. Waarschijnlijk een storing bij de spoorwegen.

Ik liep naar de keuken en zag het rode cirkeltje op mijn kalender. Een herinnering aan de dag dat we elkaar hadden leren kennen. Ik vergat die dingen altijd, Senn was de romanticus in onze relatie. Ik kon me niet eens herinneren of ik dat cirkeltje wel zelf had gezet. Ik glimlachte bij het idee dat het morgen vijf jaar geleden was dat ik hem voor het eerst zag. Eigenlijk verdiende Senn meer dan een rood cirkeltje en een glimlach van mij. Mijn agenda liet niet veel ruimte over, maar na enige aarzeling pakte ik mijn telefoon: “Joan, ik weet dat het kortdag is, maar ik moet morgen onverwachts naar Parijs, wil je mijn afspraken afzeggen? En doe overmorgen ook maar..”

***
Ik was het.
En nu móet ik Sanne de rest vertellen.

San en ik waren voor de buitenwereld het perfecte koppel en het gros van de tijd klopte dat beeld volledig. De laatste maanden speelden we echter het perfecte koppel, want ons vaarwater was niet langer rustig, niet langer rimpelloos.

Meer en meer nam ik het San kwalijk dat ik me uit de naad werkte bij OSQ, mijn vorige werkgever, en zij thuis zat om zichzelf opnieuw te ontdekken. Ze had haar goedbetaalde topfunctie verlaten voor een dag invulling waar termen als ‘innerlijke onbalans’ en ‘mentale knopen’, streden om haar aandacht. In het begin steunde ik haar bij haar ‘zoektocht’, maar de volstrekt belachelijke literatuur en producten die ons huis begonnen te overspoelen eisten steeds meer hun tol. Toen ik haar, na een vreselijke werkdag, vroeg wat ze nou wilde bereiken met al die onzin hadden we onze eerste echte ruzie ooit.

Niet veel daarna besloot ik voor mezelf te beginnen. Mijn beste keuze in jaren. Mijn mood verbeterde met de dag en ook Sanne fleurde zienderogen op. Toen ik na een zware maar bevredigende werkdag thuis kwam, vond ik haar schaterlachend op de bank.
Zelf ook gelijk grijnzend, vroeg ik: “Haha, heee lekker ding. Wat is er zo grappig??”
“Hihihi, wat iiiiiis dit?”
“Haha, wat?”
“Hier luister: Om je mentale onbalans aan te pakken, moet je eerst je innerlijke kind spreken. Alleen het kind in je, kan je vertellen hoe jij je zeven chakra’s kan openstellen. Maar niet alleen het openstellen is van belang, ook de mate van de activiteit van de chakra’s…”
Ze kijkt op en begint keihard te lachen. Ik lach nog harder mee en al huilend van het lachen spitten we de rest van het onzin zelfhulp-boekje door.
Een week later was ze weer aan de slag bij haar oude bedrijf. Sen en Sanne waren weer terug, er kon ons niks meer gebeuren…

Veel sneller dan verwacht bouwde ik een klantenkring op en uiteindelijk ontmoette ik dé klant waar alles mee begon; Nicole. Nicole representeerde een miljoenenconcern en we werkten in een korte periode zeer intensief samen. Ook op niet-zakelijk vlak lagen we elkaar goed en de gespreksonderwerpen werden dan ook steeds persoonlijker.

Het gevolg was dat ik steeds vaker thuis kwam met verhalen met Nicole als hoofdrolspeelster. Ik had tegenover Sanne bewust een wat doorsnee beeld geschetst van haar, maar Nicole was verre van dat. Ze was eerder het tegenovergestelde, en bovenal bloedmooi en ontzettend intelligent. Deze details had ik echter wijselijk achter gehouden.
Na weer een ‘Nicole-verhaal’ zag ik San met haar ogen rollen en geïrriteerd ‘nee hoor, niks’ zeggen op mijn vraag of iets verkeerds gezegd had. Het was toen dat ik wist, dat ik mijn verhalen meer moest gaan filteren. Sanne jaloers maken is nooit een goed idee, maar zou in deze extra onzinnig zijn. Want als Sanne had geweten wat er speelde…

Uitgerekend het weekend dat Sanne en ik vijf jaar samen zouden zijn, moest ik noodgedwongen het concern van Nicole bezoeken. In Parijs. Met Nicole.
Niet gaan was echter geen optie, daarvoor hing er te veel van deze opdracht af. Hoewel Sanne naar mijn weten geen flauw idee had dat dit weekend speciaal was voor ons, voelde het alsof ik haar extra in de steek liet.
Ik had de weken ervoor besteed aan het plannen van een romantisch weekend voor mij en San en nu kon dat plan de prullenbak in. Gedeeltelijk. Ik had Sanne namelijk verteld dat ik ’s ochtends de Thalys zou pakken, maar in werkelijkheid wilde ik zeker weten dat het gedeelte van de verrassing, dat nog wel doorgang kon vinden, goed geregeld was.

Ik stond op om 5.15 uur en bleef nog even op de rand van het bed zitten. Ik hoef mijn zegeningen niet te tellen, dacht ik nog. Dit meisje behelst mijn zegeningen.

Ik kuste haar zachtjes op haar voorhoofd en liep richting mijn auto.

***

Die dag

Dit is een doorlopend verhaal, geschreven in samenwerking met een mysterieuze gastschrijver

Soms heb je van die momenten waarop alles even helemaal perfect is. Je hebt heerlijk gekookt, ploft op de bank en zet je favoriete serie aan. Je hebt gesport, voelt je waanzinnig sportief en geniet daarna van een heerlijke ontspannen douche. Of je bent er, zoals ik nu, op uit gegaan met het oude roeibootje van je vader. Lekker roeien door De Biesbosch, onderwijl genietend van een biertje, de warme zon en het gezelschap van mijn vriendin.

De ingrediënten voor dat laatste geluksmoment waren aanwezig, maar vanwege het ontbrekende gelukzalige gevoel bleek het toch een gemankeerd recept.

Het ging verder fout, toen we onder de laaghangende bomen door roeiden en vast kwamen te zitten in ondiep water. Ik was mijn broek al aan het uitdoen om in ondergoed het water in te stappen, maar mijn vriendin is er een van het ongeduldige soort. Wild begon ze met een roeispaan in de bodem van het kreekje te porren, totdat de roeispaan vast kwam te zitten.

Het hele ongeduldige soort…

In plaats van met beleid de roeispaan terug te trekken, zette ze kracht richting de verkeerde kant en de spaan brak. En zo was een verweerd bootje van zestig jaar oud, gecombineerd met een geïrriteerde vriendin, de start van een einde…
***
Varen. Hij wilde varen. Dat ik boten haat schijnt hij steeds te vergeten. Luisteren is nooit zijn sterkste kant geweest, maar vandaag irriteert het me meer dan ooit. Ik kon het hem niet weigeren. Niet vandaag, niet na alles wat er gebeurd was. Ik sta mezelf niet toe om prikkelbaar te zijn en probeer de ergernis van me af te schudden, maar het lukt me niet. Ik vraag me af of hij het merkt. Ik werp mijn blik op zijn sterke schouders en kijk hoe ze het vergane vlot langzaam voortbewegen door het vieze water. Zachtjes hoor ik hem neuriën. Het liedje fluit hij vaker en het heeft me nog nooit gestoord, maar op dit moment heb ik al mijn aandacht nodig om mijn handen op hun plek te houden. Het liefst zou ik de sjaal, die quasi nonchalant om zijn hals hangt, grijpen en hem ermee wurgen. Mijn gedachten dwalen af naar het levenloze gezicht dat me vanuit mijn herinnering aanstaart. Ik voel mijn handen klam worden en wrijf ze langs mijn broek. Senn fluit rustig verder en neemt een slok uit zijn biertje. Ik benijd hem om zijn lichtzinnigheid. Schuldgevoel en schaamte overheersen bij mij. Het is drukkend warm en ik wil uit deze boot, maar met elke roeislag raken we verder van de bewoonde wereld verwijderd. En ik van Senn.

Ik probeer het gevoel terug te halen dat ik ooit kreeg wanneer ik naar hem keek. Het sprongetje dat mijn hart maakte wanneer hij me opbelde en de glimlach die ik met geen geweld van mijn gezicht kreeg de eerste keer dat ik naast hem wakker werd. Ik weet dat deze momenten er waren, maar het gevoel ontbreekt. Er is niets dan leegte en Senn lijkt een vreemde. Terwijl hij voor mij een fles wijn probeert te openen, volg ik zijn bewegingen met een bijna wetenschappelijke precisie. Verdoofd voor de omgeving hoop ik bij hem een foutje waar te nemen. Ik ben op oorlogspad. Waar Senn drank en broodjes meenam, ging mijn tas met munitie mee. Het conflict zit bij ons in de boot, klaar om toe te slaan.

We nemen een afslag op het water, volgens Senn is het onder de laaghangende bomen zoveel mooier. Enthousiast begint hij een verhaal over een of andere vis terwijl hij de roeispanen in traag tempo door het water haalt. Ik zit helemaal niet op mooier te wachten. Ik wil sneller.
Dan raken we plots de bodem. De boot zit vast. Senn vloekt niet eens en lacht alleen maar. Hij staat op en begint zich uit te kleden. Er is niemand om ons heen en ik voel hoe de paniek langzaam bezit van mijn lichaam neemt: dit was zijn bedoeling. Een wanhopige poging om zijn ijskoningin te ontdooien. Ik besef ineens dat het liedje dat hij zojuist floot ‘ons’ liedje was. Mijn hart klopt in mijn keel en mijn maag draait zich langzaam om. De gedachten razen door mijn hoofd en koortsachtig zoek ik naar een uitweg. Ik concludeer dat die er niet is en grijp een van de roeispanen. Met mijn laatste kracht probeer ik de boot terug in de richting van het open water te duwen. Senn probeert me tegen te houden, maar ik ben niet te stoppen. Ik hoor het hout kraken en voel beweging. Een verkeerde beweging. Ik staar naar het stuk hout in mijn hand en Senn staart naar mij.
***
De dag dat ik Sanne ontmoette, was de dag dat er iets op z’n plek viel. Voor mij, voor Sanne. Meer dan de eerste glimlach die we deelden, was er niet voor nodig. Vanaf dat moment voelden en vulden we elkaar perfect aan. We delen passies, irritaties, onzekerheden, zekerheden en weten wanneer de ander ruimte te geven en wanneer tegen de borst te drukken.

De laatste maanden, werden delen en weten echter steeds meer deelden en wisten. Het eerste haarscheurtje in ons fundament ontstond een maand of drie geleden. Ik zeg haarscheurtje, want zo oogde het van een afstandje. Als je beter keek en wist waar te kijken, was het meer. Het scheurtje bleek een beginnende breuklijn. Een breuklijn, die het fundament de laatste weken onherstelbaar lijkt te hebben aangetast.

Wat het moeilijker maakt, is haar gedrag. En eigenlijk ons gedrag. Hóe te gedragen. Aan elke aanraking en woordenwisseling kleeft wantrouwen en onbegrip. Waar ik voorheen al bij een toevallige aanraking van haar een mini-liefdesorgasme kreeg, is dat gevoel nu volledig omgeslagen. Een aanraking van haar voelt nu als het ongemakkelijke gevoel dat je krijgt, wanneer iemand in een te volle lift tegen je aan staat.

De enige houding die ik me de laatste tijd aan weet te nemen, is een nonchalante. Vrouwen zijn niet de enigen die kunnen faken. Ook vandaag doe ik alsof het allemaal snor zit, en neurie ik ogenschijnlijk ontspannen, terwijl ik een slok neem van mijn biertje. Maar mijn biertje had net zo goed een glas van het water waarop we drijven kunnen zijn, of een pint van mijn eigen bloed. Deze laatste gedachte ontspringt naar aanleiding van de woeste blik die me aanstaart en de lucht tussen ons verder verzwaart, op het moment dat ons bootje vast komt te zitten.

En nu zitten we vast, met slechts een roeispaan, en zijn we ver verwijderd van vaste grond. Ik zucht, wat mij meteen een vers salvo haat oplevert.

“Sanne?” Niet langer lieverd.
“Wat??”
OK, here goes.
“Wat zijn we in godsnaam aan het doen?”

***
De lach is van zijn gezicht verdwenen. Grimmig kijkt Senn me aan. Hij verwacht een antwoord op een vraag die mij retorisch leek. Ik wil schreeuwen dat ik het niet weet, maar dat zou een leugen zijn. Verstijfd staan we tegenover elkaar in de boot, ik ben bang om te bewegen en ons laatste evenwicht te verstoren. Ik wacht op Senn, hij verdraagt zulke stiltes slecht. Ik dwing hem tot actie met mijn zwijgen. Woest rukt hij ineens zijn sjaal af. Ik kan mijn lach plots niet onderdrukken en mompel dat hij dat verwijfde ding beter hier kan achterlaten. Even zie ik zijn gezicht ontspannen, maar dan verpest ik het door er bits aan toe te voegen “als we hier nog ooit vandaan komen tenminste..”. Senn barst los en er is geen weg meer terug; mijn oorlogspad heeft naar hier geleid.

“Godverdomme Sanne!” Zijn schreeuw klinkt uitgeput en wanhopig.
Senn zwijgt even en gaat dan verder:
“Je reageert niet eens! Ik kan dit niet alleen oplossen en al helemaal niet als ik niet weet wat er met je is!”
Razendsnel weeg ik af of het verstandiger is om het op de boot te gooien en te doen alsof er verder niets mis is.
“Jij wilde me toch in die boot hebben?”
Het is oneerlijk en ik veracht mezelf om deze slappe aanval. Ik sta nog steeds met het stuk hout in mijn handen. Mijn shirt plakt aan mijn lijf en mijn benen trillen.
“Nee.” zegt Senn kalm maar beslist. Ik weet wat hij bedoelt.
“Nee.”, zegt hij nogmaals. “Dit gaat niet om die boot, dit gaat niet om nu.”
Ik besef dat ik op zulke momenten eigenlijk altijd wegloop en ik voel de spanning stijgen nu dat niet kan. Kutboot.
“Als het niet om nu gaat, zorg dan eerst maar eens dat we hier nu weg komen.”
Alweer zo laag. Ik herken mezelf niet in de persoon die hier geen centimeter ruimte geeft.
“Sorry, ik zie echt wel dat je je best doet.”, zeg ik in een poging iets te redden. Wat ik probeer te redden weet ik eigenlijk niet. Senn lijkt er überhaupt niet gevoelig voor te zijn.
“San, het interesseert me geen fuck of we ooit nog van deze boot af komen. Je zegt niets en wat je zegt is betekenisloos. Je bent laf!”

Laf. Drie letters. Het woord gonst na in mijn oren. Alles in mij wil zich verzetten tegen deze aantijging en nu iets ontzettend krachtigs en waardevols zeggen. Maar het alarm is al afgegaan, de herinnering ingetreden en de beelden dringen zich weer op. Mijn blik wordt vager en ik voel de eerste traan over mijn wang rollen.

***

Laf. There, I said it.
Drie letters, en meteen dé drie letters die Sanne definiëren de laatste maanden. Niet dat ik perfect ben, verre van. Samen hebben we er een potje van gemaakt. Ik heb er een potje van gemaakt. Maar waar ik probeer de dialoog te zoeken en ons wankele evenwicht te herstellen, zoekt zij haar veilige hoekje op. Een plek waar stilzwijgen en problemen ontwijken de dienst uitmaken.

En toch. Zeggen dat San laf is gaat bij haar dieper dan enkel het blootleggen van een tekortkoming. De eerste traan dient zich dan ook aan bij haar en er breekt iets in me. Weer iets, waar ik dacht dat alles al verbrijzeld was.

“Sorry, sorry. Ik wilde niet…”
“Je hebt gelijk”, zegt ze. “We moeten hierover praten. Ik moet hierover praten.”
Ik zeg niks.
“Die dag was zo…”, ze slikt even en kijkt me aan. “Vanaf die dag dreven we weg.”
Ik zeg niks.
“Of ik dreef in ieder geval. Ik bedoel, jij deed en doet ontzettend je best, maar je bent niet meer de Senn van voor die dag. Hoe hard je het ook wilt doen voorkomen.”
Ik zeg niks.
“Godver Senn, nu zeg ik eindelijk eens wat en nu schiet jij ineens in Sanne-modus. Wat wil je nou??”

Ik zoek naar woorden en denk: Laf. Niet alleen haar drie letters.
“Ik was het.”, zeg ik met gescheurde stem.
“Wat bedoel je? Wat was je??”
Ik moet het zeggen.
Ze kijkt me niet begrijpend aan. En dan, heel langzaam, verandert haar blik…
Ik móet het zeggen…

***
(wordt vervolgd…)

De fiets

Vier uur in de nacht. Hectoliters regen, alsof het de zondvloed is. Hectoliters bier achter de kiezen, alsof ik de zondvloed verwachtte. Een fiets op een vergeten plek.

En nu moet ik van plek A naar plek B.

Onder normale omstandigheden zou dit geen onoverkomelijke taak zijn, maar op dit moment ben ik vooral blij, dat ik niet tegen zowel de deur van de uitgang, als de uitsmijter aan ben gelopen. Ik zeg ‘zowel’, want ik liep in volle vaart tegen de deurpost aan. Technisch gezien dus eigenlijk niet de deur!

Held!

Jammer wel dat daarmee ook gelijk mijn laatste kansen bij Yvonne sneuvelde, die het van een afstandje gadesloeg. Hoewel haar “je ziet er niet uit en je stinkt” ook een hint zou kunnen zijn, dat de aantrekkingskracht wellicht niet wederzijds is.

Ok, waar is mijn fiets?

Ik meen mij te herinneren, dat ik bij het café om de hoek ben begonnen en daar mijn fiets heb neergezet. Oh en toen later naar die snackbar ben gefietst inderdaad. Jaaaa, nu weet ik het weer.
Haha, toen waren we al strontmelig en zo zat als een aap! Maar okok, en toen. Toen, toen, toen…

Oh ja, toen wilde ik bestellen en hadden we allebei geen geld meer. Ennn..uhmm… Oh fuck, haha, ooooh fuck. Ik heb voor twintig euro mijn fiets verkocht aan die corpsbal! Mijn fiets, als in: de fiets van mijn broer. Die gaat niet blij zijn morgen…

Ok, dan maar lopen.

Right, lopen dus. Maar eerst even zitten hier. Even bijkomen. Krachten verzamelen.
Even kijken of ik nog berichten heb van de anderen. Waar is mijn mobiel? Die stop ik toch altijd hier…. ah, in mijn borstzak. Wat raar… Shit, waarom gaat dat ding niet aan?? Oh wacht, dat is mijn mobiel helemaal niet! Godverdegodverdegodver, okok, opstaan en terug naar de kroeg.

Ok, richting kroeg.

Even ademhalen, in mijn ogen wrijven en geconcentreerd die kant oplopen. Jaaa, dat gaat best. Valt wel mee met die dronkenschap.

“Heeee,mag zjikk wat vraagen??!”
Shit, mijn mond is nog dronken.
“We zijn gesloten vriend, morgen weer een dag.”
“Maar, muh zelevoon isz nog binnen.”
Crap, dit klinkt zelfs voor mezelf gênant.
“Morgen weer een dag vriend, we zijn dicht!!”

Ok, dan maar weer lopen.

Maar waarheen? Mijn huis? Neeeee, dat is echt een jezuseind lopen. Een taxi maar nemen dan. Hoeveel geld heb… damn, tien euro nog maar. Daar kom ik net deze straat mee uit, met die taxinazi’s van hier. Ok, wat nu?

“Kijk uit gast!!!”
Ik draai me om en zie een dikke, volledig dronken gast op me af komen fietsen. In slow-motion zie ik mezelf opzij duiken en hem proberen uit te wijken. Beide pogingen slagen, maar opzij duiken betekent voor mij helaas een duik in een diepe plas en voor hem een innige omhelzing met een geparkeerde Smart.

“Aaaaaah, tyfus tyfus! Bijziende kutknor, kan je niet uit je doppen kijken man?!!”

Ik trek mezelf op uit de plas en wrijf mijn ogen ‘droog’. Het is dezelfde corpsbal van eerder en met mijn fiets! Hij herkent mij op dat moment ook.

“Heeee! Pikkebaas! Hij rijdt heerlijk hoor je fiets! De remmen daarentegen…”
“Haha, heeft niks met het aantal bier te maken zeker?”

Heeee, ik ben ineens broodnuchter lijkt het. Wellicht het verkoelende bad van net.

Hij zegt lachend: “Je bent een geschikte vent. Kom, trakteer mij maar op een biertje!”
“Haha, in ruil voor mijn fiets, krijg jij van mij een biertje!”

Hij lijkt na te denken en zegt dan: “Maak er twee van en we hebben een deal! Ik woon hier toch om de hoek!”
“Deal!”

Ik bedenk me, dat ik eigenlijk ook wel weer een biertje lust. Ik sta tenslotte alweer bijna een uur droog. Ik raap mijn fiets op en wil richting de enige overgebleven open kroeg lopen, als er achter mij geschreeuw klinkt.

“Heee! Heeeee gast!”

Ik draai me om en zie twee dronken meisjes van een jaar of twintig aan komen zwalken.
“Mogen we je fiets kopen?”

Hier hoef ik uiteraard geen seconde over na te denken en zeg dan ook:
“Absoluut. Twintig euro!”

Terug willen

“Hoe kenden jullie elkaar?”
“Uit het dorp. En nogmaals bedankt dat je mee bent vandaag. Het betekent echt ontzettend veel voor me. We waren heel close toen.”
Maaike knikt, half in gedachten, en we schuifelen verder. Plotseling zegt ze:
“Hoe vaak heb je aan hem gedacht de afgelopen jaren?”
Het heeft geen nut om te zeggen dat ik niet weet over wie ze het heeft.
“Dagelijks.”

Hem is de enige echte vriend die ik ooit heb gehad. En eerlijker en directer maken ze ze niet meer.

Zo zei hij me, dat het me aan de absolute wil ontbeerde om te gaan voor waar ik volgens mijn eigen woorden “tot op het bot gepassioneerd” voor was. Hij was ook de enige die me keihard vertelde hoe het zat, en me uitschold op de momenten dat ik weer naliet te doen wat ik beloofde. En hij was het die mij in niet mis te verstane woorden vertelde, dat diezelfde beloftes minder waard waren dan het pluis in mijn navel.

Ik haatte hem soms, verachtte hem zelfs en vervloekte hem. Maar wanneer ik thuis kwam, de lichtschakelaar weer half door de muur heen sloeg en op de bank neerplofte, ging mijn masker af. Niet dat iemand dat zag, want ik woonde toen alleen, was alleen.
En dus toch ook weer niet, want ik hield van die man. Ik hield verdomme van je.

“Waar is het fout gegaan tussen jullie? Ik bedoel, waarom…”
“Ik weet wat je bedoelt.”
“Sorry, ik wilde niet weer..”
“Geeft niks”, zeg ik meer kortaf dan ik wil. Ik zucht.
“Je hebt gelijk. Als ik het zelfs op deze dag niet kan vertellen, kan ik het nooit meer. Ik had het sowieso veel eerder moeten doen.”

Maaike zegt niks, maar kijkt me vol liefde aan en strijkt met haar hand langs mijn wang.

“Het is niets anders dan trieste ironie. Uitgerekend op het moment dat ik voor het eerst ergens vol voor ging, had ik dat moeten laten.”

We sluiten achteraan de rij aan en ik pak haar hand.

“Weet je nog dat in de zomer van 2003 ineens die alleenstaande moeder bij ons in het dorp kwam wonen?”
“Haha,” lacht Maaike voorzichtig, ”hoe kan iemand dat vergeten?! Prachtige vrouw! Zij was het enige waar jij nog over praatte die maanden. Celine of Carlijn of zo? Maar was ze moeder joh?”
“Jolijn. En ja, dat is althans wat ze vertelde toen ik haar voor het eerst sprak. Maar niemand heeft haar ooit met kinderen zien lopen die zomer.”

De rij achter ons groeit met de minuut en ik pak de hand van Maaike nog wat steviger vast.

“Anyway, zij was net als ik bijna dagelijks in de bieb te vinden en zodoende raakten we in gesprek. Om het kort te houden: we groeiden naar elkaar toe en van het een kwam het ander. We kregen wat zogezegd.”
“Oh? Waarom heb je dat nooit gezegd?”
“Haha, rustig rustig. Daar kom ik op.”
“Sorry.”
“Geeft niks. Dus, toen we eenmaal besloten hadden dat we wat hadden, heb ik het pas verteld aan hem.”
“Hem? Oh…”
“Ja. Om maar een understatement te gebruiken: ik had verwacht dat hij anders zou reageren. Ik weet niet hoe, maar niet zo…”
“Hoe?”
“Het ging goed, tot het moment dat ik een foto van haar liet zien. Toen verstijfde hij echt. Zijn blik verhardde en hij draaide zich van me weg. Ik raakte zijn schouder aan en wilde vragen of er iets mis was, en op dat moment draaide hij zich razendsnel om en sloeg me met volle vuist in mijn gezicht. Het lichtje ging even uit bij me, zeg maar…”
“What the hell?! Maar waarom…???”
“Laat ik het zo zeggen. Ze was inderdaad een alleenstaande moeder en met een reden terug gekomen naar uitgerekend ons dorp…”
“Wat bedoel..neeeee….dat meen je niet. Echt?? Jezus! Jezus….”
“Echt.”
“En is zij is de reden waarom we hier zijn? Zij is…?”
“Klopt…”

De rij is aardig opgeschoven en we komen aan bij het graf. Maaike geeft me de ruimte en ik loop naar de kist. Ik adem een aantal maal heel diep in en slik een brok emoties weg. Niet dat het wat uithaalt, want de volgende brok, vergezeld van een dikke traan, dient zich alweer aan.

“God, wat houd ik van je.”
Ik gooi een roos op het graf en tel tot tien.
“Ik ben nooit gestopt met van jou te houden, Jolijn. En vanavond ga ik met je zoon praten. Voor jou, voor ons.”
Ik kus mijn handpalm en raak hiermee haar kist aan. Mijn ene traan is niet meer eenzaam, maar ik laat ze biggelen. Ik kan ook niet meer anders op dit moment, want in de verte zie ik hem staan…

Klein plezier

“Jezus, als ik em via internet bestel is hij verser…”
“Pfff, nou inderdaad. De mijne smaakt als de liefdesbaby van rubber en plastic.”

Het is weer vrijdagmiddag en dus trekken Jaap en ik weer een hamburger uit de muur bij de Febo om de hoek. De eigenaar Peter, of Pebo voor ons, kijkt ons gemaakt boos aan.
“Luister klojo’s, als jullie van dat fancy yuppenvoedsel willen, ga je maar lekker bij die organische biogranen tent hier om de hoek eten!!”
Pebo moet niet teveel moeilijke termen gebruiken.

Peter heeft zijn bijnaam te ‘danken’ aan zijn baan en een dronken verjaardag. Zijn verjaardag om precies te zijn.
Al sinds jaar en dag komen wij bij Peter over de uhhmm vieze tegels, en al sinds jaar en dag schept hij op over zijn prachtige exotische vriendin. Nadat Jaap en ik een dagje terras erop hadden zitten, besloten we in te gaan op de uitnodiging van Peter en richting zijn huis te gaan alwaar hij zijn verjaardag vierde. Al lichtelijk professioneel aangeschoten en vooral ongelooflijk melig, kwamen we aan bij het huis van Peter. Peter deed zelf open en was blij verrast.
“Hee jongens, wat leuk!”
Hij wijst richting een groepje mensen en zegt:
“Het bier staat daar en de hapjes staan om de hoek. Ik ga even wat extra bier halen in de kelder en zal daarna mijn vriendin er even bij roepen, dan kunnen jullie haar ook gelijk ontmoeten!”
“Helemaal goed!”

Ik loop richting De Bron en twee bier en twee hotdogs rijker zeg ik tegen Jaap:
“De onderste biertjes zijn het meest koud, dus die zou ik pakken.”
Ik at mijn biertje en begin aan de tweede, onderwijl een hotdog verorberend. Had ik al gezegd dat ik geen vriendin had? Dit kan een reden zijn.
Jaap heeft hetzelfde recept en hanteert meteen dezelfde charmante manier van het atten en naar binnen werken van de lekkernijen. Jaap is vrijgezel.
“Wie denk jij dat het is?”, vraagt Jaap.
“Wie?”
“De vriendin van Peter.” Jaap wijst naar de grote groep mensen achterin de kamer.
“Ik denk die lange, met dat gele truitje.”
“Kan kan. Ik denk die met die briljante billen. Doet Peter niet verkeerd dan!”
“Je hebt de voorkant nog niet gezien hè! Niet te vroeg juichen.”
“Nee okok, is ook weer zo.”
“Oef, die met dat gele truitje heeft echt een gepenmuil. Hoop voor Peet dat dat haar niet is.”
“Haha, nou inderdaad! Anyway, ik ben dorstig. Twee bier?”
“Lekker! Wacht, ik loop wel even mee.”

We lopen de bierruimte in en lopen twee meisjes half omver.
Jaap, altijd de gentleman, zegt:
“Haha, ik ben nu al dronken geloof ik!”
Ik, iets meer gentleman:
“Gaat het meiden? Wij zijn wat lomp op zijn tijd.”
De kleinste van de twee, klautert op en draait zich om. Lachend zegt ze:
“Ja, ik heb al aardig wat van die ‘lompe’ verhalen van Peter gehoord. Ik ben Sunee en dit is mijn zusje, Mali”

Wat de neuk?? Is dit zijn prachtige exotische vrouw? Een meter vijfenveertig en minder vrouwelijke vormen dan een embryo. Ik raap me bij elkaar en zeg:
“Hee wat leuk! Jij moet wel de prachtige exotische vriendin zijn waar Peter het non-stop over heeft! En je hebt al net zo’n prachtig zusje. Aangenaam! Ik ben Stef en dat is Jaap.”
Ik draai me om en wil naar Jaap wijzen, maar zie dat hij niet meer achter me staat.
“Oh Jaap is waarschijnlijk kotsen ofzo, maar ook hij zegt aangenaam!”
“Haha, nou leuk jullie eens te ontmoeten. Wellicht spreken we jullie zo nog even! Doei!”
“Doei!”

Ik draai me om en ga op zoek naar Jaap. Ik zie hem niet binnen staan en loop dus maar de tuin in. Daar, schuin achter een schuurtje, zie ik hem staan. Paars aangelopen van de lach en nog steeds hinnikend, huilend, proestend.
“Ik heb…ik weet hoe….perfecte naam…ik weet hem!”
Zijn gelach maakt ook mij melig en ik vraag hem al half lachend:
“Wat? Naam voor wat?”
“Een bijnaam voor Peter!”
“Haha, okok. Wat?”
Ik weet dat dit een ongelooflijke slechte bijnaam gaat worden, maar ook dat we allebei stuk gaan zodra hij het zegt.
“Hij heet Peter.”
“Ja…”
“Hij werkt bij de Febo.”
“Jaaa…”
“En zijn prachtige exotische vriendin is een klein meisje.”
“Haha, jaaaa…?”
“Pebo!”

En daar gaan we. Het is alsof ik honderdduizend sit-ups in een seconde doe, zoveel buikspierpijn voel ik. Achteraf hoorde ik, dat we daar bijna twee uur lang van de ene naar de andere lachstuip gingen, en uiteindelijk pas toen het begon te regenen kalmeerden en weer naar binnen gingen. Pebo kijkt ons vernietigend aan als wij de kamer weer instappen.
Niet alleen zijn bijnaam is toen geboren.

“Het gebruikelijke recept weer klojo’s?”
“Jep!”
“Staat negen uur nog vanavond?”, zegt Pebo tegen Jaap.
“Gezellig. Dan zie ik je dan bij die nieuwe Thai op de hoek. Tot vanaaf klojo en jou zie ik volgende week klojo!”, richt hij zijn aandacht op mij.
“Tot volgende week Pebo!”
Hij gromt wat en wij lopen de Febo uit.
Ik zeg tegen Jaap:
“Veel plezier met jullie peuters vanavond hè? Doe Mali de groeten”
“Haha, klojo!!”

Vrienden gezocht

“Ik ga even passen chef. Ik heb nu tien dagen achtereen gewerkt en ik moet echt even hard gaan relaxen. Je zal iemand anders moeten regelen voor de ploeg van vannacht, want voor mij is het echt weekend nu!”
Nog een kwartiertje werken en de ellende zit er op. Ploegendiensten zijn normaal al geen pretje, maar tien dagen achtereen is onmenselijk. Maar goed, de uren zijn gemaakt, het geld is verdiend en ik heb weekend!
Vanavond maar eens lekker de stad in! Nu nog wat ‘partners in crime’ regelen, dus ik pak mijn mobiel om wat door mijn recente appjes te scrollen.

Ah, ik zal Rick eens proberen.

“Maat! Ik zat te denken aan uurtje of zes een Italiaan pakken, daarna richting de kroeg om uitzonderlijke hoeveelheden bier weg te tikken, vergezeld van uiterst schitterende verhalen, die uiteraard allemaal waargebeurd zijn. Ben je in?”

Zijn reactie laat even op zich wachten en dus stuur ik hetzelfde berichtje vast naar Rik, a.k.a. Rik Zonder C.

Rik reageert meteen: ”Maat! Prachtplan, maar ik heb Cynth beloofd om bij haar ouders te gaan eten en ’s avonds gaan we naar Sister Act. Sorry man, maar snel!!!”

Even wachten hoor?!? Sister Act?? Als in: Sister Act???? Dus ik zeg:

“Even wachten hoor?!? Sister Act?? Als in: Sister Act???? Heb ik je castratie gemist? Sorry man, heb het ook zo druk gehad. Met al die ploegendiensten enzo, snap je.”
“Haha, eikel. Ik moet af en toe wat offers brengen hè! Maar zo’n musical is echt leuk hoor, het zal je verbazen!”
Right… Ik laat het gaan en zeg:
“Haha, jij liever dan ik. Maar ok, ik hoor je wel weer. Have fun!”

Rick heeft ook gereageerd:
“Yooooooooooo! Alles goed? Te lang geleden, dat we lekker ongecompliceerd bier zijn gaan drinken! Maar ik moet helaas toch even afhaken man. Ik moet morgen op die kleine passen, want m’n vrouw heeft een avondje uit met vriendinnen.”
Ik schud verbaasd mijn hoofd.
“De laatste twee weken was jij toch ook al alleen thuis met die kleine??”
“Haha, ja ik weet het. Ik ben een goedzak hè!”
Right. Of een ongelooflijke walk-overige flaplul. Enfin.
“Haha, blijkbaar. Maar goed, spreek je man.”

Ok, en toen. Vincent maar proberen.

“Vince! Lang niet gesproken man! Ik zeg bier en billen vanavond! Vrouwenbillen wel te verstaan, althans, voor mij dan.”
Vincent reageert, als altijd, meteen:
“Arbeider! Topplan, maar ik heb een babyshower en aansluitend een etentje met die stelletjes. Totaal geen zin in uiteraard, maar een beetje noodzakelijk kwaad na onze laatste stapavond…”

Onze laatste stapavond eindigde in het Erasmus MC, waar Vincent dertien hechtingen in zijn rechterbil rijker werd. Na vijftien bier en wat andere dubieuze genotsmiddelen, leek het hem een goed idee om een achterwaartse salto vanaf de bar te doen. Tja… Zijn vriendin was zogezegd, ‘not amused’ met het souvenir op de bil. Het gevolg is dat hij nu in zijn vierde “hoe kan ik laten zien dat ik nooit meer zoiets doms doe”-week zit, maar hij boekt nog weinig vorderingen. Ik kan het standpunt van zijn vriendin echter enigszins begrijpen dus ik zeg:
“Nou vooruit. Dit is daadwerkelijk een excuus waar ik nog wat mee kan. Sterkte vanaaf vriend! Ennuh, laat de biertjes maar even staan. Tip van mij!”
“Haha, ik zal er over nadenken. Laterrr!”

Ok, dit schiet niet op.
Ik probeer Kim. ”Sorry schat, ik moet mijn haar wassen vanavond!”
Ook zoiets dat mannen nooit zullen begrijpen. Je hele vrijdagavond haar wassen??
Stephanie: “Ik zit bij Sander vanavond schat. Het was even nodig zeg maar…”
Henk: “Morgenochtend een belangrijke wedstrijd vriend, dus ik ga er vroeg in!”
Menno: “Ik moet me vanavond ontharen lieverd en je weet wat een happening dat altijd is.”
Menno is een ‘over de top homo’-vriend van me en ja, helaas weet ik dat…

Al zuchtend leg ik mijn mobiel weg. Ik leun achterover in mijn stoel en kijk wat om me heen. De klok geeft aan dat er nog twee minuten werktijd resten tot ik weekend kan gaan ‘vieren’. Er is nog één iemand die ik kan bellen, dus ik pak mijn werktelefoon.

“Chef. Nog mensen nodig? Dan ben ik er om elf uur vanavond.”

Forceer haar

Ik had meer bloed verwacht.

Ik had gelezen dat een vrouw gemiddeld zo’n vijf liter bloed door de aderen heeft stromen. De hoeveelheid die ik nu voor me zie steekt daar erg schril bij af. Daarbij doen alle stoere verhalen die mij de laatste weken verteld zijn, geen recht aan de huidige situatie. Of aan mijn huidige gevoel.
Ze vertellen je niet over het moment dat jij je ‘cool’ verliest. Ze vertellen je niet hoe sterk je je voelt als je de kamer inloopt, maar als je haar ziet en vervolgens aan de slag gaat, je je uiteindelijk voelt zoals ik me nu voel.

Ik ben een jonge vent, zeventien jaar, en naar de buitenwereld iemand met veel zelfvertrouwen, babbels en ook wel een dosis arrogantie. Wij, mijn acht jaar oudere broer en ik, wonen in een arme wijk in Rotterdam Charlois, maar hebben veruit het meest grote en luxe appartement van de wijk. Volgens mijn broer hebben we een erfenis gehad van mijn oom. Ik ben er ooit eens ingedoken en zover ik weet hebben we alleen maar kansloze armoedzaaiers in de familie. En minder.

Mijn broer heeft structuur en elan aangebracht in de familie. Een familie die op het moment uit meer dan enkel familieleden bestaat. Mijn broer heeft er door de jaren heen voor gezorgd dat we voor veel buurtgenoten en buitenstaanders status hebben gekregen. Een status die we verkregen hebben door gewelddadig te zijn. Mijn broer noemt ons vaak met trots Forceerders. Hij had ooit een maffia-film gezien waarin enforcers een grote rol speelden en met zijn vmbo-Engels werd dat snel Forceerders.

Ik ben sinds kort een Forceerder.

Het begon, mede door de infantiele naamgeving, als een grap. Maar meer en meer mensen sloten zich, na een succesvolle inwijding, bij ons aan. We groeiden in aantallen en begonnen het steeds serieuzer te nemen. Ook ík nam het steeds serieuzer. Ik werd steeds serieuzer genomen en daarmee genereerde ik ook meteen meer aandacht. Van mijn mede-Forceerders. Van vrouwen. Een ramp op de rand van gebeuren…

Mijn broer is een genie en sadistische klootzak tegelijk. Om volledige geaccepteerd te worden als familielid en Forceerder, dien je Het Inwijdingsritueel succesvol door te moeten komen. Dit ritueel behelst het vernederen en martelen van iemand die jou na aan het hart gaat. Die persoon wordt door mijn broer zelf gekozen en vervolgens ontvoerd en naar De Kamer gebracht.

De Kamer is een kale betonnen kamer in een niet opgeleverd pand bij ons om de hoek. De rekruut krijgt de opdracht om daar de, door mijn broer gekozen en ontvoerde persoon, drie helse uren te laten beleven. Ik heb rekruten de kamer uit zien komen met maniakale blikken en van top tot teen onder het bloed. Een enkeling verliet De Kamer zelfs met een ‘trofee’ ….

Maandenlang heb ik getracht het bestaan van Sofia voor mijn broer verborgen te houden. Toen het te link werd en mijn broer onraad leek te ruiken, heb ik het meteen, met pijn in mijn hart, stopgezet. Ik was zeventien jaar en deze vrouw had de eerste onuitwisbare indruk achtergelaten. De eerste vrouw doet dat.

Hoewel de pijn van het afscheid elke dag een nieuw stukje van mijn ziel wegbeet, verdween de angst dat onze romance opgemerkt was. Totdat Sofia ruzie kreeg met haar jongere zusje, die in een vlaag van woede en verstandsverbijstering mijn broer vertelde over mijn avonturen met haar zus…

Mijn broer voelde zich verraden. Te kijk gezet door zijn jonge broertje.

Geblinddoekt wordt Sofia mijn kamer in geduwd. Ze draagt een lange roze rok tot op de grond met daarop een lichtroze, wijd zittend shirtje. Haar prachtige donkere haar valt sierlijk langs haar gezicht en landt op haar borsten. Haar vrouwelijke vormen en schoonheid zijn niet te missen, maar ze verdrinken even in de tranen die haar gebroken verschijning bij me doen opwellen. Ze weet nog niet dat ik het ben die voor haar staat en zegt daarom met schrale stem: “Doe wat je wilt en laat me daarna gaan!!”

Ik vind geen woorden, wil haar enkel beetpakken en haar angstige lippen zoenen.

In plaats daarvan zoen ik haar zachtjes in haar hals en ze verstijfd. Heel even. Drie tellen… Ze zegt niks, maar lijkt te zeggen: zoen nog eens…
Ik zoen haar nog eens, maar langer. En langzaam ga ik met mijn lippen via haar wangen naar haar lippen. Gedurende tien minuten verlaten onzen lippen elkaar niet en langzaam vormt zich een dikke traan die naar beneden loopt, terwijl ik haar lippen loslaat.

Ze doet een stapje naar achter.

“Waarom zoen je me zo?”
“Zo?”
“Zo, alsof ik het enige meisje ben die er toe doet voor je. Je zoent me weer wakker en dat vind ik kut, want ik weet dat het onzin is .”
“Je denkt dat het onzin is.”
“Ik weet het. Ik ken al die verhalen wel!”
“Je denkt verhalen te kennen, maar je hebt ondertussen geen idee hoe….”
“Wat?”

We zijn even stil…
Ik zeg: “Ik mis je. ”
“Ik jou.”
“Mijn broer is een sadistische klootzak en een psychopaat.”
“Weet ik…”
“En hij verwacht gegil en bloed…. We moeten hier drie uur zitten en wat hij verwacht ga ik hem niet geven.”

Weer valt het stil.
Zij verbreekt de stilte: “Weet je nog hoe het eindigde vorige keer? Waar het eindigde?”
“Dat weet ik, maar ik wil echt niet….”
”Je broer verwacht bloed en gegil. Ik ben nog maagd en je weet wat die zoenen met me doen…”

Mijn huis

Dit is veruit de meest belangrijke handtekening die ik ooit gezet heb. Alles wat ik hier heb meegemaakt wordt ineens bruut afgesloten. De herinneringen blijven, maar zullen nooit meer zo levendig opgehaald kunnen worden als nu. De gebeurtenissen van het afgelopen jaar hebben er echter voor gezorgd dat dit de enige juiste keuze is. Er moeten bruggen verbrand worden en dit is de belangrijkste brug. En toch krijg ik die pennenstreken niet op papier…

Er wordt op de deur geklopt, maar ik negeer het. Nog twee biertjes in de koelkast, dus ik open er eentje en kijk om me heen. De deur van de logeerkamer staat open en in de hoek van de kamer zie ik een oud versleten matje liggen. Hét matje waar menig vriend van me op heeft geslapen en wat eigenlijk, op een goede dag, misschien geschikt is om een uit de kluiten gewassen kleuter op te laten slapen. Herinneringen van toffe stapweekenden en professioneel aangeschoten ‘slap ouwehoer’-avonden komen weer boven. Ik sluit de deur en loop naar de badkamer.

De badkamer is spik en span en ontbeert daarom wat van het karakter dat het doorgaans heeft. Een andere interpretatie is, dat het doorgaans rommelig en vies is. Maar om het even welke interpretatie, ook hier hangen herinneringen in de lucht. Niet eens die van vleselijke aard, maar de momenten voor de spiegel met een vragende blik die de vragende blik in die spiegel aankijkt en zoekt naar iets. Een schouderklopje, een berisping, een you’re the man, noem maar op. Die spiegel was jarenlang een van mijn grootste fans en criticasters. Nu lijkt hij enkel te blingen.

Terug in de woonkamer valt het uitzicht over het haventje me weer op. De avond is gevallen en het maanlicht en de lichten van de bootjes weerkaatsen op het water. Geen nieuwe gewaarwording, maar wel een die ineens veel harder binnenkomt. Als een dubbele wodka op een nuchtere maag. Ik open de deur naar het balkon en ga op mijn balkonstoel zitten. Niet mijn beste idee, want ik heb nu een drie centimeter dikke strook stof aan mijn kont hangen. Memo aan mezelf: neem een schoonmaakster. Ik kijk voor me en de bootjes liggen erbij zoals altijd, de lichten schijnen zoals altijd en de stadsgeluiden zijn als altijd. Toch is het niet als altijd.

Het verkoopcontract staart me vanuit de woonkamer aan. Het heeft mijn krabbel nodig om iets voor te stellen. Hij weet het, ik weet het. Ik ben aan het uitstellen, zoveel is duidelijk, maar ik hoop nog steeds op een teken of ingeving. Op iets, wat dan ook, wat me overtuigt dat ik hier helemaal niet weg moet. Maar ik heb zoveel mensen voor het hoofd gestoten, zoveel mensen tegen me in het harnas gejaagd en uiteindelijk zelfs de belangrijkste persoon weggejaagd en mij doen haten: mijn vriendin. Nu dus mijn ex-vriendin. Weggaan is de beste oplossing. En toch…

In het laatste jaar, het jaar waarin ik de weg volledig kwijtraakte en mezelf belachelijk maakte, was er altijd een vriend die naast me bleef staan. Hij lachte me af en toe uit, wees me de les, maar hij snapte me wel. En hij vindt niet dat ik moet gaan. “Ze houdt nog van je dude, maar verwacht meer van je”. Wat dat ook moge zijn.

Ik pak het laatste biertje en vul het voederbakje van de katten bij. Waar die beestjes normaal gesproken gelijk aan komen rennen merk ik nu weinig. Ik kijk om me heen en zie ze bij de deur zitten. De ene snuffelt aan de ander en die ander ligt op een grote envelop. Waarom doen katten dat?? Ik pak de envelop en open hem. Er zit een lichtblauwe kaart in met voorop een plaatje van twee beertjes die verliefd moeten ogen, maar er uitzien alsof ze net te horen gekregen hebben dat hun hele familie is overleden en ze nog een half miljoen verplicht zijn aan de belastingdienst. Ik open de kaart en lees:

“Ja ik weet het, de kaart is volledig kut. Maar wat ik wil zeggen is dit: I love the fuck out of you, tijd voor een drankje?”

Ik pak het contract, verscheur het, loop naar de koelkast en open het laatste biertje.

Morgen weer

Waar blijft die barvrouw?!! Ik ben nog veel te nuchter. Misschien ook nog even een pilletje om die scherpte eraf te schaven.

Lichten verblinden me, mensen rammen me, vrouwen bekijken me. Ik merk er geen reet van. Waar de hell ben je Lana?? Waarom krijg ik geen reacties op mijn berichten en waar is Stef?
Ah eindelijk, de barvrouw. “Dubbele wodka en een grote bier!”
Wat zei die dealer, niet teveel zuipen in combinatie met deze pillen? Fuck it, ik voel me prima.
Ik zie ze nog steeds niet, of is dat Lana? Waarom reageren ze verdomme niet??
Mensen blijven tegen me aan lopen. Een meisje morst bier en zegt sorry. Ik mompel wat en loop door. Ze houdt me aan en wil iets zeggen. Is dat Lana in de verte??
“Gast, sorry. Kan ik een biertje voor je halen?”
“Wat?”
“Kan ik een biertje voor je halen? Ik heb je halve shirt onder gegooid. Minste wat ik even kan doen.”
“Wat? Rot op, ik moet effe door.”
Ik loop door en bots tegen een bodybuilder op. De dealer van eerder.
“Rustig vriend. Moet je nog wat hebben om een beetje relaxter te worden? Je kijkt nogal gestresst uit je ogen.”
“Heb je Lana gezien?”
“Wie? Geen idee wie je bedoelt. Moet je nog wat hebben of niet?”
“Wat? Oh, ja doe maar een gram.”
“Weet je het zeker vriend? Dit spul is geen grap, en je hebt al wat andere snoepjes op…”
“Ik wil het ook wel bij die andere gast halen, graag of niet.”
“Okok, wat jij wil. Maar ga niet lopen ouwehoeren als je dadelijk op de intensive care ligt.”

Ik loop de toiletten in, maar de toiletjuffrouw roept me terug en vraagt om een bijdrage. Ik voel in mijn zak en vind enkel briefgeld. Ik geef een briefje en aan haar reactie te zien is het goed. Voor haar dan. Ze lacht lief en steekt het briefje snel weg. Het boeit me niet dat ik blijkbaar geen geld terug krijg, loop de eerste de beste lege plee in en sluit de deur. Net op het moment dat ik een snuif neem denk ik Stef te horen. En gegiechel. “Lana??”, roep ik. Niks. Het zal wel. Ik neem een tweede en derde snuif en loop naar buiten.

Ik kom de toiletten uit en loop langs een nog steeds breed lachende toiletjuffrouw richting bar. Met elke stap voel ik me beter en de muziek komt ook steeds beter binnen. Ik kom bij de bar, wring me tussen een paar mensen en roep naar de barvrouw: “Een fles wodka lekker ding en neem zelf ook wat!” Ze lacht beleefd naar me en komt de fles brengen. Ik wil betalen met mijn briefje van vijftig euro, maar dat lijkt verdwenen. Dan maar een honderdje. Ik zet de fles aan mijn lippen en neem een paar flinke teugen. Op dat moment voel ik een por in mijn zij.
“Beetje jammer dit. Volgens mij was ik eerst!”
Ik draai me om en zie een dikkig blond meisje mij boos aanstaren. Zij gaat verder.
“Hee jij bent die gast van net. Wat was dat? Kon je niet normaal doen?? Ik bied je een drankje aan en jij begint achterlijk te ouwehoeren en loopt door.”
Geen idee wie die chick is, maar ik voel me te goed om hierdoor mijn humeur te laten verpesten.
“Vast niet zo bedoeld lieverd, ik ga even door.”
“Wat lieverd? Ik ben je lieverd niet flapdrol!!”
Een vriend van haar komt er bij staan. Een supersized versie van mijn dealer. Niet goed…
“Wat moet je klootzak, ik zag je haar net ook al lastig vallen. Zoek je problemen??”
De coke begint steeds meer zijn werk te doen en ik word steeds meer opgefokt.
“Dat wijf van je morst eerst bier over me heen en begint daarna te ouwehoeren. Misschien moet je even een paar extra lenzen voor haar gaan kopen. Hier heb je twintig euro en nu oprotten!!”
Eén van mijn minder verstandige opmerkingen van de laatste jaren blijkt. In slow motion zie ik het voorhoofd van de reus op me afkomen en in slow motion draai ik mijn hoofd weg. Ongeveer tien seconden te laat. Ik voel geen pijn, maar voel wel het bloed over mijn wangen en lippen stromen. Ik lig ineens op de grond en zie een schoen op mijn gezicht afkomen. Een seconde later voelt het alsof mijn gebit naast me op de grond ligt. Ik zat er niet ver naast bleek later, maar pijn voel ik niet.
“Als ik je nog één keer in de buurt van mijn meisje zie dan maak ik je dood!! En blijven liggen jij!”
Ik vind het best. Ik lig goed. Ik til rustig mijn hoofd op en zie een groep mensen om mij heen staan. Ik zie in de verte twee uitsmijters mijn kant op komen. Ik zie schuin achter hen Stef en Lana in een donker hoekje innig verstrengeld zoenen. Naast me ligt de fles wodka. Intact. Ik veeg het bloed zo goed en kwaad als het gaat van mijn lippen, steun op mijn handen en til mezelf deels omhoog. Lana ziet me en Stef kijkt betrapt. Ik lach, zet de fles aan mijn lippen en neemt een flinke teug. Fuck it, vanavond is het leven goed. Morgen is het leven weer zoals het is.

Over winnen

Sander is tien, Sammie, zijn broertje, is negen. Samen spelen ze vaak in de tuin van hun vrijstaande huis aan het einde van de straat. Sander is vaak druk in de weer met zijn voetbal, Sammie zit vaak met een glimlach naar zijn oudere broer te kijken. Op de achtergrond zit hun vader met zijn eeuwige sigaretje en het sportkatern van de krant, met een dromerige blik naar zijn zoons te staren. Achterin de enorme tuin, omgeven door bloemen, is de plek die ze alle drie veel opzoeken en veel mijden. Moeders plek.

Lieve, hun tienjarige buurmeisje, komt aangerend en loopt weer in al haar enthousiasme Sammie zowat omver. Sammie lacht alleen. Sammie lacht altijd als hij Lieve ziet. Ook Sander en Lieve kunnen het goed vinden, maar zelfs met zijn tien jaar ziet Sander dat de band tussen zijn broertje en haar specialer is. Een kinderverliefdheid op volwassen wijze. Lieve is de dochter van een marinier en heeft al meer van de wereld gezien dan menig volwassene. Sammie is een negenjarige geestelijk jongvolwassene in een gebroken lichaam. Toen hij vier was raakte hij samen met zijn moeder betrokken bij een ongeluk, hét ongeluk. Zijn moeder overleed na een ziektebed van drie maanden. Hij revalideerde een jaar lang en loopt op goede dagen zoals diehard gangsters dat in Long Beach doen. Maar dan onbedoeld en met een grote dosis pijn. Op slechte dagen ligt hij op bed en is ontsnappen in zijn gedachten de enige manier om evenwicht te bieden aan de pijn.

Van de buitenkant lijkt zijn vader niet veranderd. Naar vrienden en kennissen acteert hij hoe hij vroeger was, naar collega’s toe is hij wat ingetogener, maar niemand die dat vreemd vindt. In zijn hoofd is het echter een ander verhaal. De kilo’s liefde die hij vroeger bezat en aan zijn vrouw en kinderen gaf, is omgezet in een veelvoud aan kilo’s haat, frustratie en onbegrip. En agressie. En drankmisbruik. En een combinatie van die twee…

Het is weer zo’n middag waarop zijn pa rond lunch is begonnen met de eerste fles whisky. De fles en zijn blik worden met het uur leger en Sander en Sammie weten dan ook wat er komt. Hoe groot hun pa ook is, Sammie is de zwakkere en dus diegene waar zijn pa de aandacht op richt. Zoals altijd. Dus zoals altijd loopt hun pa met langzame, maar met haat doordrenkte tred richting Sammie. Vandaag is het echter niet zoals altijd. Sander is even daarvoor naar boven gelopen om een nieuw shirt aan te trekken. Niks staat er vandaag tussen zijn pa en de klappen met volle vuist die hij gaat ontvangen…

Sammie ziet hem in zijn ooghoek aankomen en loopt, of strompelt, met een door pijn getekend gezicht richting het graf van zijn moeder.  De vrouw van zijn vader. Tegen beter weten in hoopt hij dat dit zijn pa zal kalmeren en tot inzichten zal laten komen. Tot bezinning, tot rust, tot uiting van liefde. De tred en de blik blijven echter dezelfde en zijn pa hoeft enkel nog de bomen rechts van het graf te passeren en hij staat voor hem. Hij hoort hem ademen, hij hoort zijn voetstappen op de takjes, hij voelt bijna zijn haat. En dan ineens een knal, een gil en niks… En dan hoort hij weer voetstappen, lichtere, en een meisje huilen.

Lieve loopt huilend op hem af, laat iets vallen in het gras en zegt: “Je vader doet jullie geen pijn meer lieve Sammie”.

 

 

Vrees niet

Hij dacht in eerste instantie dat hij de emoties, die in zijn hoofd vochten om aandacht, aardig gescheiden had. Hij dacht vervolgens één voor één deze emoties vertaald te hebben in woorden en dat de woorden de juiste dosis ontspanning, interesse en intensiteit bevatten. Maanden had hij over dit moment nagedacht. Maandenlang had hij geworsteld met woordcombinaties, de juiste intonatie, oogopslag en wat niet. Dit is een bepalend moment in mijn leven, besefte hij.

Hij vroeg zich af welke angst hem nou precies in zijn greep hield. Angsten had hij te over en er ging geen dag voorbij zonder dat hij ergens wel weer uren over lag te piekeren. Volledige rust en ontspanning kende hij niet. Vrienden antwoordden op de vraag wat ze die avond daarvoor hadden gedaan steevast met: “Ik ben wezen chillen met die en die”. Ook zo’n woord waar hij niks mee kon. Al van kleins af aan was er maar één baken van zekerheid in zijn leven: angsten.

Zijn eerste heldere herinnering van een angst was van toen hij tien jaar oud was. Hij ging met groep 7 van de basisschool op schoolkamp in Renesse. Dit betekende drie dagen van huis zonder ouders en met de jongens en meisjes bij elkaar. Ze werden weliswaar gescheiden wat betreft de slaapplekken, maar daar trokken de beetje doortastende, en meer stoere klasgenootjes zich uiteraard niks van aan. Om een uur of elf ’s avonds klonk er dan ook geroezemoes aan de achterkant van het huisje. De meisjes hadden het huisje beslopen en stonden nu, net hard genoeg, te smoezen onder het op een kier staande raam. Dat is het moment dat het fout ging bij hem. Hij had in zijn prille en ondeugende fantasieën betreffende meisjes altijd al de grootste moeite om niet volstrekt belachelijk over te komen. En dat was nota bene in zijn eigen hoofd! Dit kon dus enkel uitlopen op een vreselijk drama!

Miranda kwam als eerste naar binnen gevolgd door Debbie en Tamara. De jongens om hem heen begonnen al met het maken van stoere grappen, maar al wat hij wilde was verdwijnen. Gewoon helemaal onzichtbaar zijn. En ook weer niet. Maar toen ging het echt mis. Miranda vertelde waarom ze eigenlijk langs waren gekomen. Ze kwamen nachtzoentjes halen. Het kleine beetje zelfcontrole dat nog in zijn hersenen zat op dat moment verdween en hij begon keihard te gillen: “Au au au!! Het doet zo’n pijn!!! Mijn oor, mijn oor!!” Twintig seconden later stonden de leraren in het huisje en vroegen aan de verbijsterde jongens en meisje wat er was. Hij kon alleen maar doorgaan met zijn totale display van ultieme vernedering en vertelde door zijn tranen heen dat de herrie die de meisjes hadden gemaakt ervoor zorgde dat zijn oren onverdraaglijk pijn deden. Hij was tenslotte net geopereerd en het was nog gevoelig.

Die avond deed een jongen dus geen eerste voorzichtige stap naar het man worden, maar gaf hij geboorte aan zijn eerste angst. Zijn eerste, maar tegelijk ook zijn grootste.

Hij weet dat hij moet stoppen met drinken, maar hoe anders de zenuwen onder controle te houden? Maar daar staat ze weer, bij de bar. Jezus wat is ze mooi denkt hij. Voorzichtig loopt hij haar kant op, maar bij elke meter die verslonden wordt verdwijnt er één regel tekst die hij onthouden en geoefend had.
“Hoi,” zegt ze opgewekt. “Hoe is het?”
Hij kijkt haar aan en probeert woorden te vormen. Niks.
Ze kijkt wat bezorgd naar hem en vraagt: “Gaat het wel met je?”
Hij schijnt toch klanken te kunnen uitbrengen, want hij zegt: “Ik wil uhhh, ik wil wat zeggen tegen je.”
“Haha, nou zeg maar dan!”
“Ik uhh, ik wilde uhhh…… Shit. Uhmmmm.”
Als rood worden een olympische sport was, dan had hij nu goud.
Ze zegt lief: “Zeg het maar hoor!”
“Nou, ik wilde gewoon zeggen, of vragen, uhmm…. Kom je hier vaker?”
Dat was het. De cirkel had vandaag doorbroken moeten worden, maar in plaats daarvan heeft hij er een aantal cirkels aangehangen. Wat is puber zijn toch ontzettend klote denkt hij.
Ze kijkt hem aan en begint keihard te lachen.
“Haha,meen je dat nou serieus? Jeeeeeeezus, hoe lame is die tekst??”
Hij kon blijkbaar nog meer vernederd worden en wil zich omdraaien om weg te lopen.
“Wat ga je doen?”, vraagt ze.
“Ik dacht…,” zegt hij.
Ze lacht weer en zoent hem vol op de mond.

Sympathieke klootzak

“Wat we gaan doen is: iedereen noemt van de ander een tekortkoming, en dat mag een uiterlijke of innerlijke tekortkoming zijn. Iedereen in?”

Twijfelachtig gemompel leidt uiteindelijk tot unanieme instemming. We zitten met z’n vijven rond een tafel in de pub waar we ons wekelijkse “we beginnen gezellig, worden daarna volledig dronken en gaan veel te serieuze kwetsende gesprekken voeren”-avondje houden. Vorige week leidde dit tot de huilende aftocht van Marieke, de week ervoor kregen Achmed en Julian het voor elkaar eruit gezet te worden. Elke week is er wel iets en toch gaan we er mee door.
De groep bestaat zoals altijd uit Achmed, Julian, Marieke, Lily en ik, waarbij ik het hoogste woord heb. Het mooie aan deze groep is, dat we een ontzettende sterke en niet in woorden te vatten band hebben. Iedereen is gelijk en we respecteren elkaars mening en humor.

Ik ga verder: “We lopen al jaren mensen af te zeiken om hun uiterlijke en andere meest in het oog springende kenmerken. Nu zijn we zelf maar eens aan de beurt. Ik start wel.
Lily, je ziet eruit alsof er nog twee kleine mensjes aan je vast gekleid zijn en daarbij kan je kapsel de stuntdubbel zijn voor het aarshaar van Patty Brard. Wow, dat voelde goed! Heerlijk! Ok, who’s next?”
Een rood aangelopen Lily reageert met: “Het lijkt me dat ik nu ben hè, flapdrol?”
Ik lach: “Fair enough, laat maar horen!”
Lily is de wat dommere van het gezelschap en vaker mikpunt van flauwe grappen. Ik verwacht dan ook een belabberde en totaal niet beledigende respons.
“Jij ziet eruit als de liefdesbaby van Frans Bauer en twee kilo slachtafval. En iedere keer als je uitademt daalt mijn levensverwachting met drie maanden.”
Ok, minder belabberd dan ik gedacht had.
Achmed: “Zelfs mijn Marokkaanse vrienden hebben meer succes bij de vrouwen dan jij. En die beginnen elke zin met ‘pssst!’ of ‘hé hoer!’.“
Okeee, waar komt dit vandaan?
Marieke zet haar glas hard neer en zegt fel: “Dat overhemd van je smeekt ons aan het eind van de avond om afgemaakt te worden. En is je haargrens zo ver terug getrokken of heb je twee voorhoofden?”
Hmm, ik voel wat vijandigheid in de lucht hangen.
Julian kan zich ook niet meer inhouden en roept: “Dat pusbuikje van je staat goed bij die puisten op je kin. Voor welke look ga je precies?”
Jep, duidelijk weinig liefde.
Ik: “Ok, wat is er ineens aan de hand?? Iedereen leek in te stemmen met dit gesprek en nu ontaardt het ineens in het bashen van mijn persoontje.”
Achmed: “We leken in te stemmen met het gesprek, omdat het voor eens en altijd gezegd moest worden.”
Ik: “Wat moest er gezegd worden?”
Lily: “Dat jij altijd degene bent die andere mensen afzeikt. Jij bent degene die continu opmerkingen loopt te maken over andere mensen, over dikke vrouwen, lelijke vrouwen, over..
Ik: “Dik impliceert lelijk hè!”
Lily: “Zie je?!! Misselijk makende vrouwonvriendelijke klootzak!! Dat bedoel ik dus!”
Ik: “Uhm, ik liep maar te etteren hè.”
Marieke: “Maar dat is het nou juist. Het is geen etteren meer. Het is wie je bent. Hoe je doet. En wij worden er eerlijk gezegd strontziek van. Vorige week ging ik ook al overstuur naar huis door jouw gezeik.”
Ik: “Door mij?”
Julian: “Wees eerlijk. Je bent gewoon een klootzak geworden. Een sympathieke klootzak, maar nog steeds een klootzak. We werden er godverdomme door jou uitgegooid vorige week.”
Ik weer: “Huh? Door mij?”
Julian: “Ja. En dit geeft maar weer aan wat voor ongelooflijk bord jij voor je kop hebt.”
Ik: “En is dat echt hoe jullie allemaal over mij denken? Een vrouwonvriendelijke, altijd hatende, etterende maar sympathieke klootzak?”
In koor: “Ja”.
Julian: “Het moest een keer gezegd worden, sorry.”
Ik drink het restant van mijn bier op.
Ik: “Geeft niks. Eerlijkheid voor alles zeg maar. Anyway, ik ga er vandoor. Volgende week zelfde tijd, zelfde plek?”
Achmed: “Absoluut.”
Lily: “Uiteraard, tot dan!”
Julian: “Zeker!”
Marieke: “Gezellig, tot dan!”

Raak me

“Zit je goed?”
“Haha, nou niet minder dan anders.”
“Ik wil je wat dingen vragen.”
“Ok…”

We zitten in haar huiskamer. Zij op de bank, ik op een oude ingezakte stoel er recht tegenover. De posities die wij de laatste maanden zo vaak hebben ingenomen. Drinkend, rokend, starend naar niks. Onderwijl het gespreksonderwerp dat in de lucht hangt keihard vermijdend. Het enige verschil is dat we nooit op een zaterdagavond afspreken. Zaterdagavond is voor eeuwig verpest.

“Maar ik wil wel dat je gaat praten. Echt praten bedoel ik en niet dat in de lucht gelul waar we de laatste tijd alleen maar mee bezig zijn geweest. Of meer specifiek; jij mee bezig bent geweest.”
“Wat bedoel je?”
“Denk eens even na! Is er ook maar iets constructiefs gezegd de laatste maanden? Is er ook maar één zin uit al die zogenaamde gesprekken te halen die jou of mij heeft verder geholpen? Kan jij je überhaupt herinneren op zijn minst een keer echt gezegd te hebben wat je dacht??”
“Nu? Je wilt dat nu doen??”
“Weet jij een beter moment?”
“Jezus, ja okok. Wellicht heb je gelijk. Misschien moet het maar eens. Maar er is een reden dat ik me verstopte achter holle teksten. Ik weet gewoon niet hoe ik me voel en hoe hier mee om te gaan. Het was altijd makkelijk om te zeggen wat ik dacht, omdat het toen niet over…over dit ging. Maar over simpele shit, snap je?”
“Ik snap je en ik vind het onzin. Wij weten allebei dat je de woorden allang in je hoofd gevormd hebt. Het is het uitspreken wat het concreet voor jou en mij maakt.”

Ik blijf even stil om mijn woorden te kiezen.

“Het is niet enkel die avond, weet je dat?”

Ze zegt niks.

“Het voelt alsof alles wat daarvoor is gebeurd, of eigenlijk niet is gebeurd, leidde naar die avond. Alles daarvoor. Mijn leven eigenlijk. Dat is waarom het nu zo is.”
“Hoe is het dan?”
“Leeg. Emotieloos. Betekenisloos. Fantasieloos. Eindeloos.”
“Hoe was het daarvoor dan?”
“Hetzelfde.”
“Maar wat bedoel je dan?”
“Weet je nog de begrafenis van Kim vorig jaar? Iedereen was bedroefd en kon er maar niet over uit wat er gebeurd was. Ik voelde niks. Ik wilde verdrietig zijn, ik wilde ook ‘niet snappen’ waarom ze dood was. Maar ik voelde helemaal niks. Of het moment dat ik mijn diploma haalde? Niks. Het moment dat mijn vriendin mij verliet? Niks. Ik voel niks en ik mis alles. Ja, zo zeg ik het het beste. Ik mis alles.”
“Wat is alles?”
“Ik mis mijn eigen emoties, ik mis andermans emoties, ik mis inlevingsvermogen, ik mis de kunst van liefhebben, ik mis de kunst van emotionele pijn incasseren en lijden. Ik kan enkel door te rationaliseren bedenken hoe ik me moet voelen, maar ik voel het niet. Ik denk dat ik van mijn moeder houd, maar ik voel het niet.”
“Dus je liegt je al jaren je leven door? Tegen je ouders, je vrienden?”
“Ik. Weet. Het. Godverdomme. Niet! Ok?”
“Ga nou verdomme niet boos tegen mij lopen doen!!!”
“Okok, sorry je hebt gelijk. Maar snap je het nu?”
“Ik hoor wat je zegt, maar snappen? Nee. Waarom vertel je dit nu pas??”
“Je vroeg het nu pas.”

Ze blijft stil, maar met een trillende hand pakt ze haar handtas van de salontafel. Dan kijkt ze ineens op. Blik gefocust, mond strak.

“Vraag het maar,” zeg ik. “Ik ben hier niet voor niks vermoed ik.”
“Waarom deed je toen, wat je deed?”
“Wanneer is toen?”
“Je weet wanneer.”
“Dan weet je nu waarom.”
“Je wilde niet langer alles missen. Je wilde voelen.”

Het blijft stil.

“Maar waarom zo? Waarom zei je niks?”
“Het was de enige manier. Mijn enige manier.”

Ik kijk naar buiten. Ik hoor de rits van haar handtas opengaan. Ik draai mijn hoofd en kijk haar aan. Een dikke traan onderaan haar kin tart de zwaartekracht en een zojuist ontsprongen traan glijdt langs haar wang.

“Waarom dan verdomme zij??”
“Zij belichaamde alles. Zij heeft mij, naar wat ik denk, pijn gedaan. Ik wilde zien of dit mij een gevoel van genoegdoening en wraak zou geven. En tegelijk of ik überhaupt iets zou voelen. ”
“En daarom….” Ze duwt een traan weg. “En daarom heb ik nu geen zusje meer?? Gore klootzak!!! Om om….omdat jij een gevoel wilt hebben? Om het even welke???”

Haar handen trillen niet meer. Ze houdt de kolf van het pistool vastberaden vast.
“Anna?”
“Wat verdomme!!!”
“Raak me alsjeblieft, ik heb al teveel gemist in mijn leven.”

Echte helden

In de winter van 2010 loop ik met mijn vriendin door het centrum van Rotterdam. Het is een periode waarin de straat tevens dienst kan doen als schaatsbaan, zo absurd glad is het. Elke stap wordt dan ook ondersteund door een extra dosis concentratie. Waar relatief jonge mensen alle moeite hebben om op de been te blijven, daar is het voor de ouderen al helemaal nauwelijks te doen. Zo ook voor het bejaarde koppel dat voor ons loopt.

Ik kan nogal eens mopperen op bejaarden. Op hun traagheid, hun gedrag in het verkeer, hun gezeur over hoe het vroeger beter was en natuurlijk op ‘het bij de kassa betalen met een potje kleingeld’. Dit is eigenlijk precies dat: gemopper. Er is een andere kant aan veel bejaarde stellen waar ik met ontroering en jaloezie naar kan kijken.

Toen mijn opa nog leefde en nog volledig ‘opa was’, voor de Alzheimer, kwam ik regelmatig bij hen over de vloer. De eerste jaren niet altijd vrijwillig en ook nog niet altijd even oplettend. Dat kwam met de jaren. Wat ik me nu het meeste voor de geest haal als ik aan die periode denk, is de interactie tussen mijn opa en oma. Er hing een vanzelfsprekende rust wanneer ze beiden hun eigen ding aan het doen waren. Maar wanneer ze direct of indirect in gesprek kwamen hing er een vreemde mix van emoties in de lucht. Mijn oma was kritisch op alles wat mijn opa zei. Daarbij maakte ze vaak verwijten of leek ze te willen zeggen: zwam toch niet zo. Maar wat er ook altijd viel waar te nemen, zij het zelden door te luisteren, was de onvoorwaardelijke liefde die ze voelde voor die man. En hij voor haar.

Het bejaarde stel schuifelt gearmd de straat over. Even stoppen ze, zodat zij de sjaal van haar man goed kan doen. Ze strijkt daarbij ook nog even met haar handen door zijn haren en fluistert hem iets toe. De onvoorwaardelijke liefde die ik bij mijn opa en oma zag is ook hier overduidelijk aanwezig en intens ontroerend.

Ze schuifelen verder en dan gaat het mis. De man zijn benen schieten vooruit onder zijn lichaam vandaan en met een harde klap belandt de man met zijn achterhoofd op het ijs. De vrouw geeft een harde gil, eentje die ik niet snel vergeet, en knielt naast haar man om hem te helpen. Een oude weerloze man overeind helpen is al een hele klus als je jong en fit bent, laat staan als je een dame bent die de tachtig al ver is gepasseerd. Ik snel daarom zo goed en kwaad als het gaat naar hen toe en ook van een andere kant komt er een man toegesneld. Samen helpen we de man omhoog waarbij het gelijk duidelijk wordt dat de man flink aan het bloeden is. Vreselijk geschrokken blijft de oudere vrouw maar herhalen “arme schat, arme schat”. Hartverscheurend om te zien hoe intens veel ze om die man geeft en hoe ze hem wil helpen. Ik bel de ziekenwagen en gezamenlijk zetten we de oude baas op een bankje. Beetje bij beetje kalmeert de vrouw en begint er weer positiviteit door te klinken in haar woorden. Iets wat voor een groot deel te danken is aan mijn vriendin, die met knuffels en alle juiste woorden een wereld van verschil maakt. Uiteindelijk loopt het met een sisser af en volgen er vele bedankjes aan het adres van mijn vriendin en ondergetekende.

Een wijs man zei ooit: Echte helden hebben niets te vertellen. Ze houden het voor zichzelf.

Gelukkig zijn er nog echte helden.

(props naar boef & de gelogeerde aap)

Tot nu

Nooit hield ik meer van een vrouw. Wat onze relatie zo sterk maakt is onze uitgesprokenheid. We hebben in al die jaren dat we samen zijn zeker vervelende momenten gehad. Wat ons er echter altijd weer doorheen trok, was de bereidheid om echt te vertellen wat we dachten. Ergernissen, dingen die we aan elkaar bewonderden, twijfels.  Alles passeerde de revue. Ook op het oog onnozele onderwerpen werden hierbij eerlijk besproken. Ik weet dat veel koppels zeggen dat ze compleet eerlijk zijn tegen elkaar, maar dat is grote onzin. Fantaseer jij echt nooit over haar knappe vriendin? En, ook een klassieker, zou jij je vriendin nog net zo aantrekkelijk vinden als ze aan zou komen? Onschuldige voorbeelden, maar wij zeggen alles. Bijna alles.

Vijf jaar geleden was ik op vakantie met vrienden. Het was eigenlijk het officieuze afscheid van mijn bestaan als vrijgezel, al was ik dat toen al een jaar niet meer. Met vier woest aantrekkelijke gasten een week lang volledig van het pad af op Ibiza. Een garantie voor een hoop zatte avonden en een hoop tintelingen in de plasser. Je werd daar bijna letterlijk bedolven onder gewillig vrouwelijk naakt en tja, mannen zijn honden toch? Zo ook deze man.

Op de laatste avond zag ik tijdens een schuimparty, tussen de vlokken door, een blonde vrouw naar me staren. Overigens moet nog even gezegd dat je beter een lijntje asbest kan snuiven dan een uur op een schuimparty vertoeven. Ik hoest nu nog weleens eens bloedpropje op. Enfin, zij staarde, ik staarde. We hielden elkaars blik een minuut of wat vast en toen begon ze ineens gedecideerd mijn kant op te lopen. Om een beeld te geven: dit was 1 meter 80 pure porno. Plus, had ik al gezegd dat mannen honden zijn? Om een lang verhaal af te kappen: het werd porno.

Het is het enige moment in mijn leven dat ik iets heb verzwegen voor haar. Tot nu. Wat mijn huidige geheim extra pikant maakt, is de samenhang met dat eerste geheim. Het leek me toentertijd het beste om het voorval volledig te negeren. Als ik zou doen alsof het nooit gebeurd was, dan zou het vanzelf wegebben. Dat was zo. Wat niet wegebde was de chlamydia… Bij een routinecheck in het ziekenhuis verleden week, kwam naar boven dat ik dit virus onder de leden had. Normaal is dit nog steeds geen onoverkomelijk probleem, maar in mijn geval wel. Strohalmen gaf de arts me niet, ik was al zeker twee jaar onvruchtbaar. Het eerste geheim gaf op die manier geboorte aan een nog veel groter leugen.

Ik heb na eindeloze gesprekken met mezelf besloten om het vanavond te gaan vertellen. Alles moet weer gezegd zijn, ook al is de kans groot dat dit leidt tot het einde van ‘ons’. Wat het extra moeilijk maakt is haar blik. Ze kijkt me met zoveel liefde aan dat ik nauwelijks tot een fatsoenlijke zin ben gekomen vanavond. Laat staan dat ik een hap door mijn keel krijg. God, wat houd ik van die vrouw. Maar goed, hier ga ik. Ik kijk haar in de ogen aan en op het moment dat ik de woorden in mijn hoofd vertaald heb via mijn stembanden zegt ze:

“Ik ben zwanger”.

Ons bloed

“Je familie is je bloed”, zei m’n pa. “Je moeder, je zusjes, je broers, ik. Wij zijn je bloed, vergeet dat niet.” Mijn bloed is hun bloed. Het is ons bloed.

De spiegel is een erfenis van mijn opa en is een Franse antieke Lodewijk de 16e spiegel. Dat is althans wat mijn opa ons vertelde. In mijn opinie een wanstaltig ding en ik ga er dan eigenlijk ook vanuit dat de maker van de spiegel direct na de feestelijke presentatie ervan, vriendelijk verzocht werd zich te melden op het Vierendeelplein. Maar goed, ik schijn geen smaak te hebben. Toen mijn ma, een week na de dood van mijn opa, met gedachten enkel beheerst door eurobankbiljetten, live in de uitzending zat bij Kunst & Kitsch, bleek de daadwerkelijke geschiedenis van de spiegel iets anders. De spiegel was zeven jaar oud en tweehonderdvijftig euro waard. Als er niet een kleine barst in had gezeten. Nu was hij waard wat de gek voor de omlijsting zou geven. Een omlijsting gemaakt van steigerhout. Achteraf bleek het een geschenk van mijn oom, die hoewel hij wist dat mijn moeder naar de uitzending zou gaan, ‘vergeten’ was te vertellen dat hij het schilderij op een sociale werkplaats had gekocht. Ik mag hem wel.

Meerdere varianten van dit verhaal gaan normaal door mijn gedachten wanneer ik voor de spiegel sta. Nu sta ik hier en zijn het enkel flarden van het verhaal. Het zijn nu voornamelijk twee woorden die elke nanoseconde voordringen en geen enkele andere gedachten meer voor lijken te laten: Ons bloed.

De spiegel is rechthoekig van vorm en zo’n 2 meter hoog en 1 meter breed. Rechtsboven, net onder de omlijsting, is de spiegel gebarsten en ontbreekt er een stuk.  Het lijkt alsof een deel van de spiegel, een kleiner evenbeeld, besloten heeft dat ook hij een volwaardige en volwassen spiegel is en de benen heeft genomen. Het ontbrekende stuk is exact 20 cm hoog en 10 cm breed. Vanuit de rand van het gat waar het ontbrekende stuk zich bevond, lopen breuklijnen de spiegel over. Aan de wortel dik, maar naarmate de reis over de spiegel zich vordert, slanken ze af en sterven ze uiteindelijk in het centrum van de spiegel. Ten hoogte van de reflectie van mijn mond, mijn neus en mijn ogen. Van mijn bloed. Van ons bloed.

Soms zou ik willen dat ik van nature slecht zicht had zodat ik ontspannen voor een spiegel zou kunnen staan. Om niet te hoeven zien wat ik nu zie. De overduidelijke gelijkenissen tussen mijn gezicht en dat van mijn ouders. De mond van mijn moeder, de slome oogopslag van mijn vader en de neus die een soort perfect compromis vormt tussen hun beide neuzen.

Mijn mobiel gaat voor de derde keer deze avond. De display laat zien dat het wederom mijn jongste zusje is en ik laat ook nu weer de voicemail zijn werk doen.

Ik check de deur.

Ik check nogmaals de reflectie in de spiegel.

Ik zie nogmaals ons bloed.

Ze is nog vijf minuten van ons huis verwijderd. Ze wilde praten, zei ze.  Het was heel erg belangrijk dat we zouden praten. Mijn zusje is de enige waarmee dat kan: praten. Met alle anderen wissel ik teksten uit. Maar alles is gezegd. Voor nu, voor morgen en voor alle morgens.

In de reflectie van de spiegel zie ik in de hoek van de kamer zijn evenbeeld liggen. Ik draai mijn hoofd een kwartslag, zie het stuk spiegel liggen en zie in zijn bebloede reflectie mijn ouders liggen. Ogen gesloten, liggend in hun bloed. Niet langer meer ons bloed, maar hun bloed.

Foute cirkels

God wat houd ik van die meiden. Mireille, golvend lang blond haar, grote blauwe ogen en vorige week zes geworden. En haar zusje Sofie, vijf jaar, ook blond, maar met twee verschillende kleuren ogen, het ene grijs, het andere groen. Uren kan ik in die bijzondere ogen van haar staren en al die jeugdige verwondering en bewondering zien.  Dat is wat me denk ik het meest gelukkig maakt; de bewondering en liefde die ik in haar ogen zie als ze naar me kijkt.  Ze zeggen altijd dat je geen favoriet mag hebben, en Mireille is een prachtige en lieve meid, maar Sofie is absoluut mijn lieveling. Er is een klik tussen ons die ik niet uit kan leggen en die anderen ook niet snappen.  Zoals ze nu naar me kijkt en vol overgave lacht, alsof er op dit moment maar één persoon in haar wereld bestaat die alle aandacht verdient. Ik heb haar in al die tijd nog nooit echt verteld hoeveel ik van haar houd, maar ik weet dat ze het weet. Ze moet het wel weten. Sofie wil later model worden en vorige week nog heb ik die mooie foto’s van haar gemaakt, toen ze in de regen in het park aan het spelen was.  Ze straalde helemaal. Ja,  ik weet dat ze het weet.

13:00 uur. Zeker alweer een paar uur te laat met bellen. Vorige keer dat me dat gebeurde, maanden geleden, kon ik er nog mee wegkomen met een goed verhaal. Ze konden me een paar uur niet bereiken werd er gezegd met als gevolg dat er totale paniek aan hun kant ontstond. “We willen graag weten waar je uithangt en wat je uitspookt. Het is ook voor jouw bestwil.” Ik begreep de hele commotie niet, en al helemaal niet wat ze met die laatste zin bedoelden. Ik weet toch zeker zelf wel wat het beste voor me is. Ik bedoel, een man bepaalt toch zelf welke keuze hij maakt? En als iedereen dezelfde keuzes zou maken, dan uhh dan dan zou het maar een saaie boel zijn. En het is niet dat ik me speciaal voel, maar ik krijg vaak wel die indruk van anderen. Dat ik me speciaal zou moeten voelen. Omdat er nou eenmaal weinig mensen zijn zoals ik en dat anderen daar moeilijk mee om kunnen gaan, of zoiets. Mijn pa zei ook altijd dat ik een heel speciaal kind was en dat ik maar altijd klein moest blijven, omdat je dan je onschuldigheid nog hebt en niet zo oordelend bent.

Bijna kwart over 1 alweer. Als ik snel ben kan ik nog door naar het plein verderop. Masha heeft om half 2 pauze en als ik te laat ben zal ze wel denken dat ik niet meer van haar houd…