Die dag (deel 2)

Dit is een doorlopend verhaal, geschreven in samenwerking met een mysterieuze gastschrijver

Hij was het. Ik probeer de betekenis van zijn woorden te begrijpen maar mijn hersenen lijken het niet te accepteren. Hij kan het niet geweest zijn. Ik heb het zelf gezien, het beeld staat vlijmscherp op mijn netvlies gebrand. Hij was niet eens in de buurt.

“Nee”, zeg ik beslist. “Jij was in Parijs.”
Senn reageert niet.
“Jij was in Parijs. Met háár!”

Ik wil niet aan haar denken, maar haar naam echoot door mijn gedachten en lijkt alle andere te verdringen. Nicole. Nicole. Ik hoor nog steeds hoe Senn haar naam uitsprak toen zijn telefoon ging. Ik zie voor me hoe hij de kamer uit liep en zei dat ze nog ‘even iets moesten afstemmen’ over hun presentatie voor de volgende dag.

De weken voorafgaand aan Parijs was Senn overgelopen van de energie. Zijn nieuwe bedrijfje deed hem goed. Dat zei hij althans en ik geloofde hem. Ik was trots dat hij dit had weten neer te zetten. Al kon ik soms afhaken in het technische verhaal over zijn producten, ik was vooral blij dat hij niet meer geïrriteerd en leeg thuis kwam uit zijn werk.

Zijn baan bij OSQ had hem volledig in beslag genomen, de spanning van de onhaalbare targets ging met ons mee naar bed en schoof weer aan bij het ontbijt. Ik had Senn in geen maanden meer zien lachen. Met de stap om zelfstandige te worden was dat veranderd. Senn was altijd al iemand met snelle praatjes en binnen zijn nieuwe functie ondersteunde hij technische bedrijven op commercieel gebied. Iets waar hij gemaakt voor leek. Nicole was een van zijn klanten. Hij had haar omschreven als een licht autistische nerd, aardig maar een beetje stug. Stoffig was het woord dat hij had gebruikt. Ik maakte me nergens zorgen om en was opgelucht dat ik Senn terug had.

Ze bleek echter alles behalve stoffig. Nicole leek meer op een bond-girl; ze was niet alleen bloedmooi, maar had ook iets gevaarlijks: een kille femme fatale. De enige keer dat ik haar zag sprak ze misschien niet meer dan vier zinnen, waarvan elk woord even treffend was. Toch klopte er iets niet in haar perfecte presentatie en ik kon niet benoemen wat dat was.

Senn vertrok ’s morgens vroeg naar Parijs. Ik sliep nog toen hij me gedag kuste en de slaapkamer uitsloop. Ik wierp een blik op de klok: 5.17 uur. Ruim een uur eerder dan hij had aangekondigd. Ik hoorde het slot in de deur vallen en Senn’s auto starten. Pas toen ik het grind op de oprit hoorde opspatten bedacht ik dat hij met de Thalys zou gaan. Ik stond op en keek naar buiten; herfst. Waarschijnlijk een storing bij de spoorwegen.

Ik liep naar de keuken en zag het rode cirkeltje op mijn kalender. Een herinnering aan de dag dat we elkaar hadden leren kennen. Ik vergat die dingen altijd, Senn was de romanticus in onze relatie. Ik kon me niet eens herinneren of ik dat cirkeltje wel zelf had gezet. Ik glimlachte bij het idee dat het morgen vijf jaar geleden was dat ik hem voor het eerst zag. Eigenlijk verdiende Senn meer dan een rood cirkeltje en een glimlach van mij. Mijn agenda liet niet veel ruimte over, maar na enige aarzeling pakte ik mijn telefoon: “Joan, ik weet dat het kortdag is, maar ik moet morgen onverwachts naar Parijs, wil je mijn afspraken afzeggen? En doe overmorgen ook maar..”

***
Ik was het.
En nu móet ik Sanne de rest vertellen.

San en ik waren voor de buitenwereld het perfecte koppel en het gros van de tijd klopte dat beeld volledig. De laatste maanden speelden we echter het perfecte koppel, want ons vaarwater was niet langer rustig, niet langer rimpelloos.

Meer en meer nam ik het San kwalijk dat ik me uit de naad werkte bij OSQ, mijn vorige werkgever, en zij thuis zat om zichzelf opnieuw te ontdekken. Ze had haar goedbetaalde topfunctie verlaten voor een dag invulling waar termen als ‘innerlijke onbalans’ en ‘mentale knopen’, streden om haar aandacht. In het begin steunde ik haar bij haar ‘zoektocht’, maar de volstrekt belachelijke literatuur en producten die ons huis begonnen te overspoelen eisten steeds meer hun tol. Toen ik haar, na een vreselijke werkdag, vroeg wat ze nou wilde bereiken met al die onzin hadden we onze eerste echte ruzie ooit.

Niet veel daarna besloot ik voor mezelf te beginnen. Mijn beste keuze in jaren. Mijn mood verbeterde met de dag en ook Sanne fleurde zienderogen op. Toen ik na een zware maar bevredigende werkdag thuis kwam, vond ik haar schaterlachend op de bank.
Zelf ook gelijk grijnzend, vroeg ik: “Haha, heee lekker ding. Wat is er zo grappig??”
“Hihihi, wat iiiiiis dit?”
“Haha, wat?”
“Hier luister: Om je mentale onbalans aan te pakken, moet je eerst je innerlijke kind spreken. Alleen het kind in je, kan je vertellen hoe jij je zeven chakra’s kan openstellen. Maar niet alleen het openstellen is van belang, ook de mate van de activiteit van de chakra’s…”
Ze kijkt op en begint keihard te lachen. Ik lach nog harder mee en al huilend van het lachen spitten we de rest van het onzin zelfhulp-boekje door.
Een week later was ze weer aan de slag bij haar oude bedrijf. Sen en Sanne waren weer terug, er kon ons niks meer gebeuren…

Veel sneller dan verwacht bouwde ik een klantenkring op en uiteindelijk ontmoette ik dé klant waar alles mee begon; Nicole. Nicole representeerde een miljoenenconcern en we werkten in een korte periode zeer intensief samen. Ook op niet-zakelijk vlak lagen we elkaar goed en de gespreksonderwerpen werden dan ook steeds persoonlijker.

Het gevolg was dat ik steeds vaker thuis kwam met verhalen met Nicole als hoofdrolspeelster. Ik had tegenover Sanne bewust een wat doorsnee beeld geschetst van haar, maar Nicole was verre van dat. Ze was eerder het tegenovergestelde, en bovenal bloedmooi en ontzettend intelligent. Deze details had ik echter wijselijk achter gehouden.
Na weer een ‘Nicole-verhaal’ zag ik San met haar ogen rollen en geïrriteerd ‘nee hoor, niks’ zeggen op mijn vraag of iets verkeerds gezegd had. Het was toen dat ik wist, dat ik mijn verhalen meer moest gaan filteren. Sanne jaloers maken is nooit een goed idee, maar zou in deze extra onzinnig zijn. Want als Sanne had geweten wat er speelde…

Uitgerekend het weekend dat Sanne en ik vijf jaar samen zouden zijn, moest ik noodgedwongen het concern van Nicole bezoeken. In Parijs. Met Nicole.
Niet gaan was echter geen optie, daarvoor hing er te veel van deze opdracht af. Hoewel Sanne naar mijn weten geen flauw idee had dat dit weekend speciaal was voor ons, voelde het alsof ik haar extra in de steek liet.
Ik had de weken ervoor besteed aan het plannen van een romantisch weekend voor mij en San en nu kon dat plan de prullenbak in. Gedeeltelijk. Ik had Sanne namelijk verteld dat ik ’s ochtends de Thalys zou pakken, maar in werkelijkheid wilde ik zeker weten dat het gedeelte van de verrassing, dat nog wel doorgang kon vinden, goed geregeld was.

Ik stond op om 5.15 uur en bleef nog even op de rand van het bed zitten. Ik hoef mijn zegeningen niet te tellen, dacht ik nog. Dit meisje behelst mijn zegeningen.

Ik kuste haar zachtjes op haar voorhoofd en liep richting mijn auto.

***

Die dag

Dit is een doorlopend verhaal, geschreven in samenwerking met een mysterieuze gastschrijver

Soms heb je van die momenten waarop alles even helemaal perfect is. Je hebt heerlijk gekookt, ploft op de bank en zet je favoriete serie aan. Je hebt gesport, voelt je waanzinnig sportief en geniet daarna van een heerlijke ontspannen douche. Of je bent er, zoals ik nu, op uit gegaan met het oude roeibootje van je vader. Lekker roeien door De Biesbosch, onderwijl genietend van een biertje, de warme zon en het gezelschap van mijn vriendin.

De ingrediënten voor dat laatste geluksmoment waren aanwezig, maar vanwege het ontbrekende gelukzalige gevoel bleek het toch een gemankeerd recept.

Het ging verder fout, toen we onder de laaghangende bomen door roeiden en vast kwamen te zitten in ondiep water. Ik was mijn broek al aan het uitdoen om in ondergoed het water in te stappen, maar mijn vriendin is er een van het ongeduldige soort. Wild begon ze met een roeispaan in de bodem van het kreekje te porren, totdat de roeispaan vast kwam te zitten.

Het hele ongeduldige soort…

In plaats van met beleid de roeispaan terug te trekken, zette ze kracht richting de verkeerde kant en de spaan brak. En zo was een verweerd bootje van zestig jaar oud, gecombineerd met een geïrriteerde vriendin, de start van een einde…
***
Varen. Hij wilde varen. Dat ik boten haat schijnt hij steeds te vergeten. Luisteren is nooit zijn sterkste kant geweest, maar vandaag irriteert het me meer dan ooit. Ik kon het hem niet weigeren. Niet vandaag, niet na alles wat er gebeurd was. Ik sta mezelf niet toe om prikkelbaar te zijn en probeer de ergernis van me af te schudden, maar het lukt me niet. Ik vraag me af of hij het merkt. Ik werp mijn blik op zijn sterke schouders en kijk hoe ze het vergane vlot langzaam voortbewegen door het vieze water. Zachtjes hoor ik hem neuriën. Het liedje fluit hij vaker en het heeft me nog nooit gestoord, maar op dit moment heb ik al mijn aandacht nodig om mijn handen op hun plek te houden. Het liefst zou ik de sjaal, die quasi nonchalant om zijn hals hangt, grijpen en hem ermee wurgen. Mijn gedachten dwalen af naar het levenloze gezicht dat me vanuit mijn herinnering aanstaart. Ik voel mijn handen klam worden en wrijf ze langs mijn broek. Senn fluit rustig verder en neemt een slok uit zijn biertje. Ik benijd hem om zijn lichtzinnigheid. Schuldgevoel en schaamte overheersen bij mij. Het is drukkend warm en ik wil uit deze boot, maar met elke roeislag raken we verder van de bewoonde wereld verwijderd. En ik van Senn.

Ik probeer het gevoel terug te halen dat ik ooit kreeg wanneer ik naar hem keek. Het sprongetje dat mijn hart maakte wanneer hij me opbelde en de glimlach die ik met geen geweld van mijn gezicht kreeg de eerste keer dat ik naast hem wakker werd. Ik weet dat deze momenten er waren, maar het gevoel ontbreekt. Er is niets dan leegte en Senn lijkt een vreemde. Terwijl hij voor mij een fles wijn probeert te openen, volg ik zijn bewegingen met een bijna wetenschappelijke precisie. Verdoofd voor de omgeving hoop ik bij hem een foutje waar te nemen. Ik ben op oorlogspad. Waar Senn drank en broodjes meenam, ging mijn tas met munitie mee. Het conflict zit bij ons in de boot, klaar om toe te slaan.

We nemen een afslag op het water, volgens Senn is het onder de laaghangende bomen zoveel mooier. Enthousiast begint hij een verhaal over een of andere vis terwijl hij de roeispanen in traag tempo door het water haalt. Ik zit helemaal niet op mooier te wachten. Ik wil sneller.
Dan raken we plots de bodem. De boot zit vast. Senn vloekt niet eens en lacht alleen maar. Hij staat op en begint zich uit te kleden. Er is niemand om ons heen en ik voel hoe de paniek langzaam bezit van mijn lichaam neemt: dit was zijn bedoeling. Een wanhopige poging om zijn ijskoningin te ontdooien. Ik besef ineens dat het liedje dat hij zojuist floot ‘ons’ liedje was. Mijn hart klopt in mijn keel en mijn maag draait zich langzaam om. De gedachten razen door mijn hoofd en koortsachtig zoek ik naar een uitweg. Ik concludeer dat die er niet is en grijp een van de roeispanen. Met mijn laatste kracht probeer ik de boot terug in de richting van het open water te duwen. Senn probeert me tegen te houden, maar ik ben niet te stoppen. Ik hoor het hout kraken en voel beweging. Een verkeerde beweging. Ik staar naar het stuk hout in mijn hand en Senn staart naar mij.
***
De dag dat ik Sanne ontmoette, was de dag dat er iets op z’n plek viel. Voor mij, voor Sanne. Meer dan de eerste glimlach die we deelden, was er niet voor nodig. Vanaf dat moment voelden en vulden we elkaar perfect aan. We delen passies, irritaties, onzekerheden, zekerheden en weten wanneer de ander ruimte te geven en wanneer tegen de borst te drukken.

De laatste maanden, werden delen en weten echter steeds meer deelden en wisten. Het eerste haarscheurtje in ons fundament ontstond een maand of drie geleden. Ik zeg haarscheurtje, want zo oogde het van een afstandje. Als je beter keek en wist waar te kijken, was het meer. Het scheurtje bleek een beginnende breuklijn. Een breuklijn, die het fundament de laatste weken onherstelbaar lijkt te hebben aangetast.

Wat het moeilijker maakt, is haar gedrag. En eigenlijk ons gedrag. Hóe te gedragen. Aan elke aanraking en woordenwisseling kleeft wantrouwen en onbegrip. Waar ik voorheen al bij een toevallige aanraking van haar een mini-liefdesorgasme kreeg, is dat gevoel nu volledig omgeslagen. Een aanraking van haar voelt nu als het ongemakkelijke gevoel dat je krijgt, wanneer iemand in een te volle lift tegen je aan staat.

De enige houding die ik me de laatste tijd aan weet te nemen, is een nonchalante. Vrouwen zijn niet de enigen die kunnen faken. Ook vandaag doe ik alsof het allemaal snor zit, en neurie ik ogenschijnlijk ontspannen, terwijl ik een slok neem van mijn biertje. Maar mijn biertje had net zo goed een glas van het water waarop we drijven kunnen zijn, of een pint van mijn eigen bloed. Deze laatste gedachte ontspringt naar aanleiding van de woeste blik die me aanstaart en de lucht tussen ons verder verzwaart, op het moment dat ons bootje vast komt te zitten.

En nu zitten we vast, met slechts een roeispaan, en zijn we ver verwijderd van vaste grond. Ik zucht, wat mij meteen een vers salvo haat oplevert.

“Sanne?” Niet langer lieverd.
“Wat??”
OK, here goes.
“Wat zijn we in godsnaam aan het doen?”

***
De lach is van zijn gezicht verdwenen. Grimmig kijkt Senn me aan. Hij verwacht een antwoord op een vraag die mij retorisch leek. Ik wil schreeuwen dat ik het niet weet, maar dat zou een leugen zijn. Verstijfd staan we tegenover elkaar in de boot, ik ben bang om te bewegen en ons laatste evenwicht te verstoren. Ik wacht op Senn, hij verdraagt zulke stiltes slecht. Ik dwing hem tot actie met mijn zwijgen. Woest rukt hij ineens zijn sjaal af. Ik kan mijn lach plots niet onderdrukken en mompel dat hij dat verwijfde ding beter hier kan achterlaten. Even zie ik zijn gezicht ontspannen, maar dan verpest ik het door er bits aan toe te voegen “als we hier nog ooit vandaan komen tenminste..”. Senn barst los en er is geen weg meer terug; mijn oorlogspad heeft naar hier geleid.

“Godverdomme Sanne!” Zijn schreeuw klinkt uitgeput en wanhopig.
Senn zwijgt even en gaat dan verder:
“Je reageert niet eens! Ik kan dit niet alleen oplossen en al helemaal niet als ik niet weet wat er met je is!”
Razendsnel weeg ik af of het verstandiger is om het op de boot te gooien en te doen alsof er verder niets mis is.
“Jij wilde me toch in die boot hebben?”
Het is oneerlijk en ik veracht mezelf om deze slappe aanval. Ik sta nog steeds met het stuk hout in mijn handen. Mijn shirt plakt aan mijn lijf en mijn benen trillen.
“Nee.” zegt Senn kalm maar beslist. Ik weet wat hij bedoelt.
“Nee.”, zegt hij nogmaals. “Dit gaat niet om die boot, dit gaat niet om nu.”
Ik besef dat ik op zulke momenten eigenlijk altijd wegloop en ik voel de spanning stijgen nu dat niet kan. Kutboot.
“Als het niet om nu gaat, zorg dan eerst maar eens dat we hier nu weg komen.”
Alweer zo laag. Ik herken mezelf niet in de persoon die hier geen centimeter ruimte geeft.
“Sorry, ik zie echt wel dat je je best doet.”, zeg ik in een poging iets te redden. Wat ik probeer te redden weet ik eigenlijk niet. Senn lijkt er überhaupt niet gevoelig voor te zijn.
“San, het interesseert me geen fuck of we ooit nog van deze boot af komen. Je zegt niets en wat je zegt is betekenisloos. Je bent laf!”

Laf. Drie letters. Het woord gonst na in mijn oren. Alles in mij wil zich verzetten tegen deze aantijging en nu iets ontzettend krachtigs en waardevols zeggen. Maar het alarm is al afgegaan, de herinnering ingetreden en de beelden dringen zich weer op. Mijn blik wordt vager en ik voel de eerste traan over mijn wang rollen.

***

Laf. There, I said it.
Drie letters, en meteen dé drie letters die Sanne definiëren de laatste maanden. Niet dat ik perfect ben, verre van. Samen hebben we er een potje van gemaakt. Ik heb er een potje van gemaakt. Maar waar ik probeer de dialoog te zoeken en ons wankele evenwicht te herstellen, zoekt zij haar veilige hoekje op. Een plek waar stilzwijgen en problemen ontwijken de dienst uitmaken.

En toch. Zeggen dat San laf is gaat bij haar dieper dan enkel het blootleggen van een tekortkoming. De eerste traan dient zich dan ook aan bij haar en er breekt iets in me. Weer iets, waar ik dacht dat alles al verbrijzeld was.

“Sorry, sorry. Ik wilde niet…”
“Je hebt gelijk”, zegt ze. “We moeten hierover praten. Ik moet hierover praten.”
Ik zeg niks.
“Die dag was zo…”, ze slikt even en kijkt me aan. “Vanaf die dag dreven we weg.”
Ik zeg niks.
“Of ik dreef in ieder geval. Ik bedoel, jij deed en doet ontzettend je best, maar je bent niet meer de Senn van voor die dag. Hoe hard je het ook wilt doen voorkomen.”
Ik zeg niks.
“Godver Senn, nu zeg ik eindelijk eens wat en nu schiet jij ineens in Sanne-modus. Wat wil je nou??”

Ik zoek naar woorden en denk: Laf. Niet alleen haar drie letters.
“Ik was het.”, zeg ik met gescheurde stem.
“Wat bedoel je? Wat was je??”
Ik moet het zeggen.
Ze kijkt me niet begrijpend aan. En dan, heel langzaam, verandert haar blik…
Ik móet het zeggen…

***
(wordt vervolgd…)